Elektriciteit 1

Elektriciteit 1
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Elektriciteit 1

Slide 1 - Diapositive

Wat doet een geleider?
A
Geeft stroom gemakkelijk door.
B
Houdt stroom tegen.

Slide 2 - Quiz

Wat doet een isolator?
A
Geeft stroom gemakkelijk door
B
Houdt stroom tegen

Slide 3 - Quiz

Wat is waar?
A
Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot.
B
Bij een parallelschakeling is de stroomsterkte overal even groot.

Slide 4 - Quiz

0

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

0

Slide 9 - Vidéo

Er loopt alleen stroom via een gesloten stroomkring?
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

De eenheid van stroomsterkte is volt.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

De elektrische stroom loopt van de plus-pool naar de min-pool van de batterij.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

0

Slide 15 - Vidéo

De batterij levert een spanning van 3,0 V
Wat is dan de spanning over lampje A en B?

A
1,5 V
B
3,0 V
C
6,0 V

Slide 16 - Quiz

De stroomsterkte wordt gemeten in punt A en heeft een grootte van 4,0 A.
Wat is de stroomsterkte door lampje 1 en 2?

A
4,0 A
B
8,0 A
C
2,0 A
D
6,0 A

Slide 17 - Quiz

De batterij geeft een spanning van 3,0 V
Wat is de spanning over lampje 1 en 2?


A
3,0 V
B
1,5 V
C
6,0 V
D
4,5 V

Slide 18 - Quiz

In de figuur zie je een schakeling met twee meters. Wat is meter 1?
A
Voltmeter
B
Spanningsmeter
C
Ampèremeter
D
Stroommeter

Slide 19 - Quiz

In de figuur zie je een schakeling met twee meters. Wat is meter 2?
A
Voltmeter
B
Spanningsmeter
C
Ampèremeter
D
Stroommeter

Slide 20 - Quiz

Zoek de fout.

Slide 21 - Diapositive

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?
A
0,0 A
B
0,60 A
C
0,30 A
D
1,2 A

Slide 22 - Quiz

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?
A
3,0 V
B
6,0 V
C
12 V
D
24 V

Slide 23 - Quiz

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?
A
0,60 A
B
0,30 A
C
0,20 A
D
1,8 A

Slide 24 - Quiz

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?
A
4,0 V
B
6,0 V
C
3,0 V
D
12 V

Slide 25 - Quiz

In welke eenheid meet je spanning?
A
V
B
W
C
A
D
P

Slide 26 - Quiz

Wat is waar?
A
Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot.
B
Bij een parallelschakeling is de stroomsterkte overal even groot.

Slide 27 - Quiz

Weerstanden
 

Wat is weerstand eigenlijk?

Slide 28 - Diapositive

Wat is volgens het woordenboek de betekenis van het woord "weerstand"?
A
Gedrag van het weer
B
Tegenstand, verzet
C
Een goede geleiding van stroom
D
Spanning in Volt

Slide 29 - Quiz

Weerstand
De SI eenheid voor elektrische weerstand is Ohm. 

Het symbool hiervoor is: Ω

We zeggen dus bijvoorbeeld: 
Een weerstandje kan een weerstand hebben van 20 ohm. 

Slide 30 - Diapositive

Weerstand in de natuurkunde
Met een weerstandje in de natuurkunde bedoelen we een onderdeeltje wat een klein beetje (of heel veel) isoleert. 

Het houdt de stroom dus een klein beetje (of heel veel) tegen. 

Op het plaatje hierna zie je een koolstof weerstandje.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Symbool weerstand
Hoe teken je een weerstand in een schakelschema? 

Je gebruikt het symbool in het plaatje hieronder. 

Slide 33 - Diapositive

Weerstand berekenen

R= Weerstand in ohm
U = spanning in volt
I = stroomsterkte in ampere

Slide 34 - Diapositive

Opdracht
Maak vraag 1 t/m 6 van Hst 4

Slide 35 - Diapositive