Grammatik J: tijdsbepalingen

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Grammatik A: tijdsbepalingen met im, am, um, von... bis 

Aan het einde van de les kun je:

- een tijdsbepaling in de goede naamval zetten

- kun je de tijd aangeven en im, am, um, von... bis gebruiken;

Grammatik J, S. 94 (Handbuch S.16)

Tijdsbepaling met voorzetsels

im, am, um, von ... bis

Wat geeft een tijdsbepaling aan:
- wanneer iets gebeurt; seizoen, maand, op welke dag (deel), op welk tijdstip. 

im, am, um

seizoen

maand

dag van de week

datum

tijdstip

im

im

am

am

um

Tijdsbepalingen

1. im →  Als je wilt zeggen in welke maand/ seizoen iets gebeurt.

2. am →  Als je wilt zeggen in welke datum /dag vd week/dagdeel iets gebeurt. 

3. um →  Als je wilt zeggen om hoe laat iets gebeurt.  

4. von ....bis  →   als je tijdsduur wilt aangeven.

5. in →over

6. vor →geleden (in tijdsbepalingen)

Mein Fußballtraining ist ... Donnerstag ... 19 Uhr.

1. am, um
2. im, um
3. um, am
4. um, im

..... Sommer ist es warm

1. um
2. im
3. am

... Juli habe ich Geburtstag.

1. im
2. am
3. um

... drei Wochen habe ich Geburstag.

1. am
2. im
3. um
4. in

Welke vier seizoenen zie je hier?

Schrijf op in het Duits!

Noem de 4 seizoenen. Schrijf op in het Duits!

Dagdelen --> am

morgens = am Morgen = van 6 tot 9 uur 's morgens 

vormittags = am Vormittag = van 9 tot 12 uur 's morgens

mittags = am Mittag = van 12 tot 13 uur uur 's middags 

nachmittags = am Nachmittag = van 13 tot 18 uur 's middags 

abends = am Abend = van 18 tot 24 uur 's avonds 

nachts = in der Nacht = van 0 tot 6 's nachts 

Ich habe .... Nachmittag training.

... ... Nacht arbeitet er oft.

tijdsbepaling met voorzetsel:

volg het Spickzettel (bij keuzevoorzetsels gebruik je de 7/2 regel)

tijdsbepaling zonder voorzetsel

heeft de vierde naamval

mannelijk: alle dagen, maanden en seizoenen

bv. der Tag, der Monat, der Winter

vrouwelijk: -tijdsbepalingen die eindigen op een -e: bv. Woche, Stunde

onzijdig: het-woorden

bv. das Jahr

(vorig jaar).... war ich im Urlaub in Deutschland.

Er hat (in december) .... Geburtstag.

(Een week geleden) war er krank.

00:00

Over welke twee dagdelen wordt er gezonden in het refrein van het liedje?