3H/V: unité 2 - savoir, poser une question, imparfait

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Unité 2: 

- voca appr. 6 et 8 

- le verbe savoir 

- poser une question 

(- révision imparfait)

Vocabulaire 

Wat betekent: l'emploi

1. het woord
2. de baan
3. de uitwisseling
4. de verandering

Wat betekent: oser

1. verbeteren
2. proberen
3. lijken
4. durven

Wat betekent: ennuyeux

1. sociaal
2. ruiken
3. saai (irritant)
4. kijken

Wat betekent: vite

1. snel
2. rustig
3. langzaam
4. leeg

Wat betekent: lire

1. lezen
2. luisteren
3. schrijven
4. spreken

De FS leren we dit hst

Er volgen nu een paar quiz vragen over het werkwoord 'savoir' 

Wat betekent het werkwoord: savoir ?

1. kennen
2. weten
3. zien
4. kijken

Vervoeg op de juiste manier:
zij hebben geweten

1. ils vont savoir
2. ils savent
3. ils savaient
4. ils ont su

Vertaal: ik weet (het) niet
(geen hoofdletter, geen punt)

In welke tijd staat onderstaande zin:
Je vais savoir beaucoup après ce chapitre (geen hoofdletter, geen punt)

Poser des questions 

Op welke manieren kun je een vraag stellen in het Frans? (één antwoord per keer)

Welke vraag is een inversie?

1. Vous parlez français ?
2. Parlez-vous français ?
3. Pourquoi, vous parlez français ?
4. Est-ce que vous parlez français ?

Maak onderstaande zin op een andere manier vragend (gebruik inversie):
Tu as un chien? (hoofdletter + ?)

Maak onderstaande zin op een andere manier vragend (gebruik géén vraagwoord en ook géén inversie):
Tu as un chien? (hoofdletter + ?)

Maak onderstaande zin op een andere manier vragend (gebruik inversie):
Elle aime la pizza? (hoofdletter + ?)

Welke Franse vraagwoorden ken je?
(één antwoord per keer)

Vraagwoorden

pourquoi - waarom

quand - wanneer

quoi - wat

qu'est-ce que - wat

où - waar

qui - wie

comment - hoe

quel(le) - welke / wat

combien - hoeveel

Welk vraagwoord is correct?
... va à la fête de Sophie ?

1. Comment
2. Où
3. Qui
4. Quand

Welk vraagwoord is correct?
... tu part en vacances ?

1. Quand
2. Combien
3. Où
4. Comment

Het vraagwoord quel

        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée ?  =  Wat is jouw lievelingsvak?

Quel est ton plat préféré ?             =  Wat is jouw lievelingsgerecht?

Quels sont vos hobbys ?                 =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welke

Is het 'quel/quelle/quels/quelles'
... est ton jean préféré ?

1. quels
2. quelles
3. quelle
4. quel

Ik leer meer van een LessonUp?

😒🙁😐🙂😃

L'imparfait

Hoe maak je een imparfait?

Kies het juiste werkwoord en de juiste vorm:
J'... en vacances avec ma famille.

1. avais
2. étais
3. avait
4. était

Kies de juiste vorm van de imparfait:
Nous ... dans la rue.

1. dansions
2. dansons
3. dansiez
4. dansez

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes.
Vous ... avec la prof ? (parler, imp)
(geen hoofdletter)

Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes.
Je ... dans un bon restaurant. (manger)
(geen hoofdletter)