Christendom les 4 - Feestdagen

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
GodsdienstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een ritueel en een sacrament?
A
Een sacrament doe je in de kerk, een ritueel niet
B
Een ritueel is door mensen bedacht, een sacrament door God
C
Een sacrament is een ritueel dat heilig is in de kerk
D
Een ritueel is een kleine vorm van een sacrament

Slide 3 - Quiz

Wat is het vormsel in de Rooms Katholieke kerk?
A
Je krijgt dan de heilige Geest
B
Je gaat dan bij de kerk horen en krijgt een zegen
C
Je krijgt dan als eerste keer de eucharistie
D
Je krijgt een zegen van de priester

Slide 4 - Quiz

Wat voor soort ritueel hebben jullie thuis?

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Wat is de meerwaarde van
het vieren van feesten?

Slide 7 - Carte mentale

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Kerst
Pasen
Hemelvaart
Pinksteren
Jezus wordt geboren
Jezus staat op uit de dood
De heilige geest komt
Jezus gaat naar de hemel
Lichtjesfeest
Oogstfeest
Pesach
40 dagen na Pasen

Slide 12 - Question de remorquage

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 6
A: 2, 4
B: 4, 7
C: 4, 5 6, 7
D: 1, 3, 4
Opdracht 7
A: 6
B: 5
C: 4
D: 1
E: 2
F: 3
G: 7

Slide 14 - Diapositive

SO blz. 5  H 1 en 2 

Slide 15 - Diapositive

welk woord hoort hier niet in thuis?
A
religie
B
godsdienst
C
relikwie
D
geloof

Slide 16 - Quiz

welke woorden horen bij de anglicaanse kerk?
A
koningin, Engeland
B
protestant, koning
C
RK, Rome
D
Rusland, Schisma

Slide 17 - Quiz

Welke godsdienst is het meest in Zuid Amerika?
A
Anglicaans
B
Oosters Orthodox
C
Rooms Katholiek
D
Protestant

Slide 18 - Quiz

RK
Prot
preekstoel
Doopvont
mariabeeld
paaskaars

crucifix

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Diapositive

welk symbool hoort bij de hoop?
A
hart
B
kruis
C
anker
D
klavertje 4

Slide 21 - Quiz