Week 49 les 2 Woordenschat hfd. 3+4+5

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Terugblik / Vooruitblik
  • Korte uitleg
  • Opdrachten maken
  • Nakijken
  • Evaluatie
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lesopbouw
  • 10 min. Zs lezen
  • Lesdoelen bespreken
  • Terugblik / Vooruitblik
  • Korte uitleg
  • Opdrachten maken
  • Nakijken
  • Evaluatie

Slide 1 - Diapositive

10 min. Zs

Lezen

timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kunt taaltrucjes in een tekst herkennen en begrijpen
  • Je kent de trucjes: understatement, overdrijving, letterlijk- en figuurlijk taalgebruik

Slide 3 - Diapositive

Terugblik
  • Letterlijk taalgebruik
     Bedenk een zin met als onderwerp 'schapen'

  • Figuurlijk taalgebruik
     Bedenk een zin met als onderwerp 'schapen'

Slide 4 - Diapositive

Uitleg: letterlijk - figuurlijk
Letterlijk taalgebruik                              Figuurlijk taalgebruik

vb. De appel valt niet ver van de boom
Precies zeggen zoals je het bedoelt
Er wordt iets anders bedoeld dan wat er wordt gezegd (spreekwoorden/gezegdes)

Slide 5 - Diapositive

Uitleg: overdrijving en understatement
Overdrijving
- Iets groter/ erger maken dan het echt is
vb. Ik sta al eeuwen op je te wachten

Understatement
- Iets bewust kleiner/minder erg maken
vb. Je scoort een fantastische goal en zegt: ´Ach, dat ging best goed´.

Slide 6 - Diapositive

Opdrachten

Basis                                                           Kader

Hfd. 3 opdr. 4+5+6 (blz. 102)            Hfd. 4 opdr. 3+4+5+9 (blz. 102)



Klaar:

Lezen


timer
1:00

Slide 7 - Diapositive

Nakijken: 4B

Slide 8 - Diapositive

Nakijken: 4K

Slide 9 - Diapositive

Evaluatie
  • Je kunt taaltrucjes in een tekst herkennen en begrijpen
  • Je kent de trucjes: understatement, overdrijving, letterlijk- en figuurlijk taalgebruik

- Hoe ging het?
- Wat ging goed? Wat ging minder goed?
- Hoe ga je dit de volgende keer verbeteren?

Slide 10 - Diapositive