Quiz 11.4

Welke bewering is juist?
A
Het fenotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het genotype plus de invloed van het milieu
B
Het fenotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het genotype zonder de invloed van het milieu
C
Het genotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het fenotype zonder de invloed van het milieu
D
Het genotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het fenotype plus de invloed van het milieu
1 / 10
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welke bewering is juist?
A
Het fenotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het genotype plus de invloed van het milieu
B
Het fenotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het genotype zonder de invloed van het milieu
C
Het genotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het fenotype zonder de invloed van het milieu
D
Het genotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het fenotype plus de invloed van het milieu

Slide 1 - Quiz

Is dit chromosomenportret van een man of een vrouw?
A
Man
B
Vrouw
C
Kun je niet weten

Slide 2 - Quiz

Twee uitspraken:

Marit zegt: Een bevruchte eicel van de mens heeft 23 chromosomen
Wiebe zegt: Een cel van je baarmoeder heeft 46 chromosomen

Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben geleik
B
Marit heeft gelijk
C
Wiebe heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 3 - Quiz

Welke uitspraak is, of welke zijn juist?
1: Geslachtscellen bevatten slechts 1 chromosoom
2: In een zaadcel kan en X-chromosoom voorkomen
3: Alle zaadcellen bevatten hetzelfde geslachtschromosoom
4: Een geslachtscel heeft altijd 24 chromosomen
A
1, 2, 3
B
2, 3, 4
C
Alleen 2
D
Alleen 3

Slide 4 - Quiz

Twee uitspraken:

Winston zegt: Het hebben van een erfelijke ziekte is een voorbeeld van een fenotype
Henk zegt: Het fenotype is altijd hetzelfde als het genotype

Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Winston heeft gelijk
C
Henk heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 5 - Quiz

Twee uitspraken:
Jan zegt: Planten hebben altijd minder chromosomen dan mensen.
Kennie zegt: Een stuifmeelkorrel van een tomaat bevat 24 chromosomen.

Wie heeft gelijk?
A
Jan heeft gelijk
B
Beide hebben gelijk
C
Kennie heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 6 - Quiz

Twee uitspraken:
Merle zegt: Op elk chromosoom ligt 1 gen
Werner zegt: Chromosomen komen in lichaamscellen in paren voor
Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Merle heeft gelijk
C
Werner heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 7 - Quiz

Twee uitspraken:
Menno zegt: De celkern van een levercel bevat de complete informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Annie zegt: Een gen bevat de informatie voor meerdere erfelijke eigenschappen'.
Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Menno heeft gelijk
C
Annie heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 8 - Quiz

Fons zegt: Tweeeiige tweelingen hebben allebei hetzelfde genotype
Maarten zegt: Eeneiige tweelingen hebben allebei hetzelfde fenotype
Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Fons heeft gelijk
C
Maarten heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 9 - Quiz

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
Zowel genotype als fenotype
B
Alleen het genotype
C
Alleen het fenotype
D
Allebei niet

Slide 10 - Quiz