les 4 het bloed/vaten

Les 4 Bloedvaten en bloeddruk
Bloed en bloedvaten
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Les 4 Bloedvaten en bloeddruk
Bloed en bloedvaten

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
  • Je kan drie verschillende bloedvaten benoemen, met kenmerk en functie
  • Je kunt de samenstelling van bloed noemen en hun functies

Slide 2 - Diapositive

De bloedsomloop
Kleine bloedsomloop: de rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen. Vanuit de longen stroomt het bloed naar de linkerhelft van het hart.

Grote bloedsomloop: van de linkerhelft van het hart wordt het bloed het hele lichaam doorgepompt en weer terug naar de rechterhelft van het hart. 

Slide 3 - Diapositive

3 type bloedvaten
1. Zuurstofrijk bloed stroomt vanuit het hart naar de slagaders.

2. Vanuit de slagaders stroomt het bloed naar de haarvaten. Daar wordt zuurstof afgegeven aan cellen van organen en spieren.

3. Vanuit de haarvaten stroomt het bloed naar de aders. Via de aders stroomt het bloed terug naar het hart. 

Slide 4 - Diapositive

Bloedvaten
Slagaders: aanvoerende vaten. (spieren in de wand)
Aders: afvoerende vaten. (kleppen).
Haarvaten: uitwisseling weefsel en bloed

Slide 5 - Diapositive

Typen bloedvaten - bouw
Slagaders en aders: dekweefsel (endotheel), basaal membraan (eiwitten en collageen vezels), elastisch bindweefsel (slagaders), glad spierweefsel, bindweefsel.
Het endotheel is glad zodat
het bloed weinig weerstand
heeft.

Slide 6 - Diapositive

Typen bloedvaten - bouw
Ligging tussen skeletspieren of 
bij slagaders helpt het omhoog
stuwen van het bloed in de aders.

Slide 7 - Diapositive

Kenmerken arterie
  1. Het bloed stroomt weg van het hart.
  2. Bij iedere hartslag zet het vat even uit (hij klopt).
  3. arteriën liggen meestal diep in het lichaam.
  4. De druk van het bloed is hoog.
  5. De wand is dik.
  6. Het bloed stroomt snel.
  7. Slagaders hebben geen kleppen.
  8. Navelstrengslagader is zuurstofarm.
  9. Het bloed is zuurstofrijk (behalve in de kleine bloedsomloop.
  10. De longslagader is zuurstofarm. 

Slide 8 - Diapositive

Kenmerken van venen
  1. Het bloed stroomt naar het hart toe.
  2. Het vat klopt niet.
  3. Venen liggen meestal aan de oppervlakte.
  4. De druk van het bloed is laag.
  5. Bij een verwonding stroomt het bloed er langzaam uit.
  6. De wand is dun.
  7. Het bloed stroomt langzaam.
  8. Aders hebben kleppen.
  9. De navelstrengader is zuurstofrijk.
  10. Het bloed is zuurstofarm (behalve in de kleine bloedsomloop).
  11. De longader is zuurstofrijk. 

Slide 9 - Diapositive

0

Slide 10 - Vidéo


Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 11 - Quiz

uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 12 - Quiz

Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

  

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 20 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 21 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 22 - Quiz

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 23 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 24 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 25 - Quiz

Waar bestaat pus uit?
A
dode bacteriën en etter
B
dode witte cellen en etter
C
dode witte cellen en bacterien

Slide 26 - Quiz

Hebben bloedplaatjes een celkern?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Opdracht Pathologie (60 min)
Maak een groepje van 3 studenten
Per groepje krijg je een ziektebeeld toegewezen.
Beschrijf het ziektebeeld aan de hand van de gestelde vragen
Presenteer dit op een creatieve wijze aan de klas(woordweb, canva enz).

Slide 28 - Diapositive

ziektebeelden
- Aderverkalking
- Acuut coronair syndroom
- Hart falen
- Trombose
- Hemofilie
- Sikkelcelanemie
- Hoge bloeddruk

Slide 29 - Diapositive

Vragen
Wat betekent het ziektebeeld?
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het ziektebeeld?
Hoe is de ziekte ontstaan (anatomie en fysiologie)?
Wat zijn de symptomen?
Wat zijn de complicaties?
Wat zijn de risico's van het ziektebeeld?
Hoe wordt het ziektebeeld behandeld?
Wat zou je als verzorgende/verpleegkundige bij dit ziektebeeld kunnen betekenen?

Slide 30 - Diapositive

Lesdoelen behaald...


  • Je kan drie verschillende bloedvaten benoemen, met kenmerk en functie
  • Je kunt de samenstelling van bloed noemen en hun functies

Slide 31 - Diapositive

Afsluiting

Vragen 
Doel

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive