Examentraining theorie

FAN HERTE WOLKOM!
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

FAN HERTE WOLKOM!

Slide 1 - Diapositive

Ma. 12 mei 2025 13:30-15:30


2023
2024
Vragen: 2 min. per vraag
37 TV1 
36 TV2 
31 TV1
35 TV2
Teksten: 3 met vragen + 1 met afbeelding
4
4
Schrijfopdracht
45 min (klad schrijven, controleren/corrigeren, net schrijven)
1 (45 min)
1 (45 min)

Slide 2 - Diapositive

Voorbeeld  CSE 2023 TV1
Tekst 3 Heeft meestal met de schrijfopdracht te maken

Slide 3 - Diapositive

Inhoud van het examen
Het examen bestaat uit twee onderdelen:
  1. Leesvaardigheid: je krijgt teksten (3) met daarbij vragen die je moet beantwoorden + 1 advertentie

  2. Tekst schrijven: je moet een tekst schrijven. Dit is een zakelijke brief, e-mail of een artikel. Soms gekoppeld aan een tekst.

    Slide 4 - Diapositive

    CSE Nederlands: 3 boekjes
    • 1 boekje met teksten: je mag overal arceren/strepen
    • 1 boekje met vragen: je mag strepen/arceren
    • 1 boek voor antwoorden: omcirkel je antwoord, maak verbeteringen duidelijk. 


    Slide 5 - Diapositive

    Verbeteringen duidelijk maken

    Slide 6 - Diapositive

    Leesvaardigheid
    Het eerste gedeelte van het examen moet je vragen beantwoorden bij verschillende teksten. Bedenk dat je 2 uur hebt voor 3 teksten, een advertentie en 1 schrijfopdracht. Reken sowieso 30 minuten om je schrijfopdracht te kunnen maken.

    Slide 7 - Diapositive

    Leesvaardigheid
    • Lees de tekst eerst oriënterend.


    • Als je een tekst oriënterend leest, bekijk je de
    titel van de tekst. Daarna kijk je naar de bron van de tekst.  En dan lees je de eerste en laatste alinea. Daarnaast lees je van iedere alinea de eerste zin.
    • Vervolgens lees je de hele tekst.

    Slide 8 - Diapositive

    Leesvaardigheid
    •  Pak een markeerstift en markeer van iedere alinea de belangrijkste zin. Dit is vaak de eerste of de laatste zin, maar niet altijd.
    • Markeer ook de signaalwoorden.
    • Ook is het handig om in de kantlijn per alinea in één of twee woorden aan te geven waar die alinea over gaat.

    Slide 9 - Diapositive

    Soorten vragen
    • Meerkeuzevragen: streep af 2 af die sowieso fout zijn, kies de beste van overgebleven keuzes. 
    • Samenvattingsvragen
    • Open vragen

    Slide 10 - Diapositive

    Meerkeuzevragen

    Stap 1: Lees eerst alleen de vraag.
    Stap 2: Lees nog een keer het tekstgedeelte.
    Stap 3: Zoek in de tekst zelf het antwoord op de vraag.
    Stap 4: Vergelijk jouw antwoord met de antwoorden bij de vraag.
    Streep de antwoorden weg die niet goed zijn. Kies het beste antwoord.

    Slide 11 - Diapositive

    Functies inleiding en slot
    Inleiding
    Slot
    Het onderwerp noemen
    Een conclusie of samenvatting geven
    De aanleiding noemen
    Een advies of waarschuwing geven
    De centrale vraag stellen
    Een toekomstverwachting uitspreken
    De mening van de schrijver geven
    Een samenvatting geven
    Een persoon of personen introduceren

    Slide 12 - Diapositive

    Hoofdgedachte
    • Om de hoofdgedachte te vinden in een tekst kun je de volgende vraag stellen:
      Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
    • Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de inleiding of in het slot.
    • Kies nooit een antwoord met teveel details. Antwoord moet over de HELE tekst gaan, niet een deel van de tekst. 


    Slide 13 - Diapositive

    Samenvattingsvragen
    • Sommige vragen op het CSE zullen over samenvatten gaan. Deze vragen toetsen of je:
    • hoofdzaken in een tekst kunt herkennen;
    • hoofdzaken van bijzaken kunt onderscheiden;
    • tekstgedeelten in de juiste volgorde kunt zetten. 

    Slide 14 - Diapositive

    Voorbeeld samenvattingsvraag

    Slide 15 - Diapositive

    Tekstverbanden

    Slide 16 - Diapositive

    Open vragen
    • Leg uit / Verklaar: geef een uitleg in je eigen woorden. Schrijf dus geen zinnen uit de tekst over.
    • Noem twee ... / Welke twee ...: schrijf dan twee dingen op. Niet meer, alleen de eerste twee worden nagekeken.
    • Citeer een zin: schrijf de eerste twee woorden van een zin op en de laatste twee woorden. Daartussen gebruik je drie punten. Zet het regelnummer tussen haakjes. "Het is ... tekst over." (r.23)
    • Citeer een zinsgedeelte: dit is een stuk van de zin, vaak het stuk na/voor de komma. Citeer hetzelfde als bij een zin.
    • Citeer een woord of woordgroep schrijf bij woord ook echt maar 1 woord op, bij woordgroep geen hele zin noteren, maar een paar woorden

    Slide 17 - Diapositive

    Vragen over deelonderwerpen
    • Deelonderwerpen = verschillende delen van het onderwerp waarover wordt verteld in het middenstuk van een tekst.
    • Meerdere alinea's kunnen over hetzelfde deelonderwerp gaan.
    • Aan tussenkopjes kun je soms zien over welk deelonderwerp de volgende alinea of alinea's zullen gaan.

    Veelvoorkomende vragen over deelonderwerpen zijn:
    • Alinea 5 en 6 horen bij elkaar. Welk tussenkopje geeft het best de inhoud weer van deze alinea's samen?
    • Welke alinea of alinea's gaan over de kenmerkende eigenschappen van de tuinslak?
    • Bedenk een tussenkopje bij alinea's 10 en 11.

    Slide 18 - Diapositive

    Vragen over functie van alinea
    Een schrijver verdeelt zijn tekst in alinea's. 
    Soms wordt er gevraagd naar de bedoeling of functie van een alinea. 
    Meestal gaat dit over het slot. Soms over een alinea uit het middenstuk. 
    In HS 1 Lezen kun je nogmaals teruglezen wat de functies van het slot zijn.

    Veelvoorkomende vragen over de functie van een alinea zijn:
    • Wat is de belangrijkste functie van alinea 10?
    • Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:
    Aanbeveling doen, conclusie trekken, samenvatting geven, toekomstverwachting geven, etc.
    Op welke 2 manieren doet de schrijver van tekst 1 de tekst afsluiten?

    Slide 19 - Diapositive

    Vragen over tekstdoelen
    Een van de laatste vragen bij een tekst kan gaan over het doel of de doelen van de tekst. 

    Aanpak:
    - Bekijk titel, bron en hoofdgedachte. 
    - Vraag jezelf af: wat wil die schrijver nu bij mij als lezer bereiken? (moet ik iets gaan kopen, wil hij mij overtuigen van zijn mening? Word ik gewaarschuwd, weet ik nu hóe ik iets moet doen? Etc)
    - In de laatste alinea komt dit ook vaak terug.
    - Meeste gevallen is het tekstdoel informeren, behalve bij advertenties!


    Slide 20 - Diapositive

    Advertentie          
    Illustraties kunnen verschillende functies hebben. 
    - Helpen bij het begrijpen van de tekst
    - Bedoeld om aandacht te trekken
    - Noodzakelijke toevoeging
    - Ter 'versiering'
    Lettertypes
    - belangrijk bij de opmaak van de tekst.
    - Belangrijk voor de nadruk
    Lees sowieso de volledige tekst; laat je niet afleiden door alle andere informatie

    Slide 21 - Diapositive

    Schrijfopdracht
    • Het laatste onderdeel van je examen is de schrijfopdracht.
    • Het kan zijn:
    1.  zakelijke e-mail
    2. zakelijke brief
    3. artikel

    De conventies zijn anders, maar de rest is ongeveer hetzelfde!

    Slide 22 - Diapositive

    mail 
    •  emailadres + onderwerp
    • met vriendelijke groet
    • aanleiding: 'ik mail u vanwege..
    • inleiding - kern - slot
    • 3 alinea's
    • formeel
    • situatiebeschrijving
    • inhoudspunten
    artikel
    • titel
    • naam en achternaam
    •  aanleiding: Laatst stond er in de krant.. 
    • inleiding - kern - slot
    • 3 alinea's
    • formeel
    • situatiebeschrijving
    • inhoudspunten

    Slide 23 - Diapositive

    Zakelijke brief voorbeeld

    Slide 24 - Diapositive

    situatiebeschrijving
    opdracht

    Slide 25 - Diapositive

    aandachtspunten
    Extra tips bij de opdracht

    Slide 26 - Diapositive

    Meest gemaakte fouten
    - tegemoed = tegemoet
    - reactie terug = terug moet weg.
    - word/wordt = regels wwspelling
    - uw/u = uw is bezittelijk.
    - 14.00 (uur) = uur niet vergeten
    - voor- en nadelen = streepje goed gebruiken
    - plaatsnaam moet achter postcode
    - S'avonds = 's avonds
    - afbreekstreepje einde regel = alleen bij lettergrepen
    - jullie ipv u
    - het contactpersoon ipv de contactpersoon
    - afbreekstreepje
    - mvg, ipv uitgeschreven
    - April = april
    - kan ipv kunt
    - wilt ipv wil
    - na aanleiding van
    - wou/wouden

    Slide 27 - Diapositive

    Slide 28 - Vidéo

    Hulpmiddelen leren
    - oefenexamens maken: dit kan op papier, via Examenkracht, of je print ze via examenblad.nl
    - LessonUps
    - je KERNboek Nederlands

    Slide 29 - Diapositive

    Slide 30 - Vidéo