V4 - Les 8 - imperfecto y ropa

1 / 37
suivant
Slide 1: Vidéo
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Clase de español V4 - 90 min
viernes, 24 de septiembre de 2021
Objetivo
Describir la ropa de la fiesta
Imperfecto

Slide 2 - Diapositive

La clase anterior
Habla con tu compañero de clase sobre la clase anterior del martes con ayuda de las imágenes en holandés:

Slide 3 - Diapositive

Los deberes para hoy

Slide 4 - Diapositive

Ejercicio 1:
1. es, soy
(uiterlijk)
2. es
(beroep)
3. está
(plek)
4. están
(plek)
5. estás
(tijdelijke emotie)
6. estamos
(tijdelijke emotie)
7 soy (nationaliteit)
8. son (beroep)
9. está (plek, ligging)
10. es (in betekenis van rijk ser, anders lekker estar)
Ejercicio 2
1. es (datum)
2. es (tijd)
3. es (bezit)
4. es (beroep)
5. es (dag)
6. están (tijdelijk, door hoy)
7. está (mening)
8. es (nationaliteit)
9. es (kleur, eigenschap)
10. es (feit)
timer
2:00

Slide 5 - Diapositive

Ejercicio 3 página 9
1. Estoy ahora en Barcelona.
2. Mis padres son holandeses.
3. Mi hermano es muy ambicioso y ijverig
4. Mi novio es alto y delgado.
5. Tu novia es super sexy.
6. La paella de la señora Ballesteros está muy rica.
7. iEstás muy guapa hoy!
8. ¿Los exámenes están en la mesa?
9. Hoy está nublado.
10. Mi madre está hoy enferma.
timer
2:00

Slide 6 - Diapositive

Ejercicio 4 página 10
1. hay
2. están
3. están
4. hay
5. están
6. hay
7. hay
8. está
9. están
10. hay
Ejercicio 5 página 10
1. El HLZ está en el Brahmsstraat.
2. En el Brahmsstraat hay muchas tiendas.
3. Las profesoras Muñoz y De Zwart están siempre en el coffee company.
4. Aquí hay muchas vespas/motos de alumnos.
5. En el aula 0.25 hay muchos vestidos de flamenca.
timer
2:00

Slide 7 - Diapositive

Traduce al español:
1. het affiche, de poster
2. de bijeenkomst
3. de sfeer
4. de tekening
5. het beeld
timer
1:00

Slide 8 - Question ouverte

¿Qué es correcto?
A
he, has, ha, hamos, habéis, han
B
he has ha hemos habáis han
C
he has ha hamos habáis han
D
he has ha hemos habéis han

Slide 9 - Quiz

¿Qué verbo es irregular en el perfecto?
A
pedir
B
dormir
C
decir
D
vivir

Slide 10 - Quiz

Geef het voltooid deelwoord van de volgende werkwoorden:
1. hacer
2. ver
3. volver
4. poner
5. decir
6. abrir
timer
2:00

Slide 11 - Question ouverte

Escribe todo lo que sabes del imperfecto
(forma y uso y marcadores)

Slide 12 - Question ouverte

¿Correcto o falso?

Slide 13 - Question ouverte

El imperfecto regular

Slide 14 - Diapositive

El imperfecto irregular

Slide 15 - Diapositive

El uso del imperfecto
Bij het beschrijven van gewoontes/herhalingen uit het verleden.
Bij het beschrijven van mensen / dingen / situaties uit het verleden
Begin en eind niet bekend
Reden van iets dat in het verleden is gebeurd 
Het weer, de sfeer, de stemming van iemand,

Slide 16 - Diapositive

Los marcadores del imperfecto
antes = vroeger
muchas veces = vaak
cada día  = elke dag
todos los días = elke dag
generalmente = normaalgesproken
nunca = nooit
a veces = soms
de vez en cuando = soms
todas la semanas = elke week
normalmente = normaalgesproken
siempre = altijd
en aquellos días = in die dagen, toen
mucho = veel
de joven = toen .. jong was
porque = omdat

Slide 17 - Diapositive

timer
2:00
Escribe en español 5 palabras sobre la ropa

Slide 18 - Carte mentale

Mira este vídeo sobre una fiesta española y escribe lo que llevaban las personas 
(en el imperfecto)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Escribe ahora 2 frases en español sobre la ropa de las personas en el vídeo (frases con verbos)
timer
2:00

Slide 21 - Question ouverte

Escribir sobre la ropa
Zoek op je telefoon en geef antwoord op deze vragen in het Nederlands zo volledig mogelijk:
  1. Wat dragen de Spanjaarden tijdens het feest?
  2. Is het typische klederdracht?
  3. Wat dragen de kinderen, iets anders?
  4. Waarom dragen ze die kleren?.
timer
4:00

Slide 22 - Diapositive

Escribir sobre la ropa
En schrijf nu in het Spaans in je schrift zonder je mobiel te gebruiken (reader mag): Let op je bent aan het beschrijven dus welke tijd moet je gebruiken?
  1. Wat droegen de Spanjaarden tijdens het feest?
  2. Zagen ze er mooi uit?
  3. Was het typische klederdracht?
  4. Wat droegen de kinderen, iets anders?
  5. Waarom droegen ze die kleren?
  6. Wat had jij aan? Verkleed je en maak een selfie zodat het lijkt alsof je er echt bent geweest.
timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

La evaluación
Ik loop op schema met de onderwerpen van de presentatie
Ik weet helemaal niet wat ik aan het leren ben bij Spaans en waarvoor ik dat moet weten.
Ik kan goed meedoen in de les en ik ben trots op mezelf hoe ik in het Spaans kan schrijven.
De imperfecto vind ik een moeilijke tijd en ik moet dat goed leren.

Slide 24 - Sondage

Los deberes
aprender vocabulario 111 t/m 117 esp-hol y hol-esp
Aprender imperfecto (lessonup les 8 / aantekeningen)
Na het leren: Hacer ejercicio 12 (alleen eerste kolom)
Na het leren: Hacer ejercicio 13
aprender hay/ser/estar (lessonup les 6 /aantekeningen)
aprender perfecto (aantekeningen)

Slide 25 - Diapositive

timer
1:00
Escribe lo que has visto pero no sabía en holandés.

Slide 26 - Carte mentale

Hoy en clase
La clase anterior
ser, estar o hay
Escribir II párrafo: el lugar de la fiesta
La evaluación
La preparación para el lunes

Slide 27 - Diapositive

La clase de hoy

objetivos: 
Repasar hay/ser/estar
Escribir sobre el lugar de la fiesta

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Hoe iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER
un, una, unos, unas
muchos, muchas, pocos, pocas
Tijd en datum
Mentale gesteldheid
Karakter
Tijdelijke fysieke toestand

Slide 30 - Question de remorquage

El lugar de la fiesta

estar:  dónde está -> waar en ten opzichte waarvan het ligt
ser: cómo es -> groot, klein, mooi, lelijk
hay: qué hay -> wat is er allemaal

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Slide 2: ¿Dónde se celebra la fiesta?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheid is er
Met wie waren jullie daar?


in het noorden = 
en el norte

ten noorden van = 
al norte de
timer
10:00

Slide 33 - Diapositive

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op gebruik van ser, hay en estar


Slide 34 - Diapositive

Buscar información sobre la ropa
Maak een nieuwe pagina aan in classnotebook met als titel: kleding.
Beantwoord deze vragen in het Nederlands en zet de bron erbij.
1. Welke kleding dragen de Spanjaarden tijdens het feest?
2. Van welke kleur en materiaal is die kleding?
3. Is het een typische klederdracht?
4. Dragen kinderen iets anders?

timer
10:00

Slide 35 - Diapositive

1. Wat ik al goed kan is ...
2. Wat ik vandaag nieuw heb geleerd is ...
3. Wat ik nog moeilijk vind is ...

Slide 36 - Question ouverte

La preparación para:
Martes: 
Maken teksten 6 y 7  pag. 44 en 45 van je reader (ook markeren in tekst)
Leren vocabulaire spa-ned pagina 11 en 12

Jueves:
maak in classnotebook de tekst over kleding af in het Nederlands.
Maak een nieuwe pagina aan in classnote book over eten/drinken op het feest in het Nederlands
leren hay/ser/estar regels en vervoegingen
leren vocabulaire ned-spa 11 en 12

Slide 37 - Diapositive