Voorbereiding toets

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

h3 Wie beslist? (par 1 t/m 4)

Herhalingsles

Waar gaat dit hdst over ?

1. monarchie
2. grondwet
3. liberalen
4. ministers
5. Belgie

a. Thorbecke

b. afscheiding 1839

c. gekozen door Willem I

d. ontstaan 1815

e. belangrijke aanpassing in 1848

Noem 2 belangrijke veranderingen na de grondwet van 1848 (2p)

par 3 Op weg naar kiesrecht

Na 1848 was NL geen echte.....De belangrijkste politieke groep waren de .....Door de industrialisatie ontstonden de......zij kwamen op voor de rechten van de arbeiders.Ook vrouwen streven naar gelijke rechten. Zij werden....genoemd. Een vb hiervan was....Rond 1900 werden de eerste.....zoals de ongevallenwet, aangenomen. In .....kwam er algemeen kiesrecht. In....kwam er algemeen vrouwenkiesrecht.

toetsvragen par 4: Door wat wordt Nederland bestuurd?

1. Door het parlement
2. Door de koning
3. Door staatssecretarissen
4. Door de regering

Door wie wordt de Tweede Kamer gekozen?

1. Door de Eerste Kamer
2. Door de Provinciale Staten
3. Rechtstreeks door de bevolking
4. Door het Europees parlement

Wanneer heb je stemrecht in Nederland?

1. Als je burgemeester bent geweest.
2. Als je de Nederlandse identiteit hebt en ouder dan 18 jaar bent.
3. Als je een eigen bedrijf hebt.
4. Als je ouder dan 18 jaar bent.

Door wie wordt de Eerste Kamer gekozen?

1. Door de bevolking
2. door de regering
3. Door het kabinet
4. Door de Provinciale Staten

Waarom moeten politieke partijen samenwerken?

1. Omdat een meerderheid nodig is om besluiten te nemen.
2. Om de koning over te halen om zijn handtekening te zetten.
3. Omdat de Eerste Kamer niet met hen wil samenwerken.
4. Om de ministerposten te kunnen verdelen

Het goedkeuren of afkeuren van een wetsvoorstel van de Tweede Kamer is een taak van....

1. De bevolking
2. De Provinciale Staten
3. De Eerste Kamer
4. De regering

Welk woord laat je weg?

Kabinet - Staatssecretarissen - Ministers - Koning

1. Kabinet
2. Staatssecretarissen
3. Ministers
4. Koning

Laatste vraag; De ministers en de koning samen noemen we

1. Een meerderheid
2. Het kabinet
3. De regering
4. De Eerste Kamer

Aan het werk

• Bereid de MO voor
• bekijk de lessonup lessen
• ga naar de methodesite voor extra oefenmateriaal
  

extra filmmateriaal