Herhaling hoofdstuk 1 en 2 P2
1 / 22
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Waarvoor staat de afkorting HDL
A
Huishoudelijke dingen leveren
B
Huishoudelijke dagelijkse levensbehoeften
C
Huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen
Slide 4 - Quiz
Wat is textiel?
A
Geweven stof
B
Een houtsoort
C
Plastic
Slide 5 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een technologisch hulpmiddel
A
Een deurbel
B
Een laptop.
C
Een zorg robot
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Wat is professioneel schoonmaken?
A
Je eigen huis goed schoonmaken
B
Schoonmaken met desinfectiemiddel
C
Schoonmaken in opdracht van een ander
Slide 8 - Quiz
Hoe vaak maak je een ramen schoon?
A
Dagelijks
B
Wekelijks
C
Periodiek
Slide 9 - Quiz
De juiste volgorde van schoonmaken is:
A
Werk van beneden naar boven
B
Werk van links naar recht
C
Werk van boven naar beneden
Slide 10 - Quiz
De juiste volgorde van schoonmaken is:
A
Werk van droog naar nat
B
Werk van nat naar droog
Slide 11 - Quiz
Wat is aangekleefd vuil?
A
Vuil dat op de grond ligt
B
Vuil dat niet zichtbaar is
Slide 12 - Quiz
Hoe maak je aangekleefd vuil schoon?
A
Met een bezem of stofzuiger
B
Klamvochtig met een werkdoek of dweil
C
Met een stofwisser
Slide 13 - Quiz
Wat is onzichtbaar vuil?
A
Vieze handen op de ramen
B
Micro-organismen, zoals bacteriën en schimmels.
C
Vuil wat je met het blote oog kunt zien.
Slide 14 - Quiz
Wat is desinfecteren?
A
Schoonmaken met een reinigingsmiddel
B
Onzichtbaar vuil verwijderen
Slide 15 - Quiz
Wat is hard water?
A
Water wat na verloop van tijd hard wordt
B
Water waar veel kalium in zit
C
Water waar veel kalk in zit
Slide 16 - Quiz
Wat is een pictogram?
A
Een Pokemon
B
Een speciale weegschaal voor schoonmaakmiddelen
C
Een afbeelding die iets snel duidelijk maakt
Slide 17 - Quiz
Wat zijn micro-organismen?
A
Muizen
B
Spinnen
C
levende kleine wezens die je niet met het blote oog kunt zien.
