05-03 §8.2 De balans

• Wiskunde
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

§8.2 De balans

1 leerling naar voren laten komen. Hier laat je hem 3 stiften in 1 hand vasthouden en in de andere hand een gum en 1 stift. 1 stift wegnemen bij de gum, dan vragen om terug in balans te krijgen wat je aan de andere kant moet wegnemen.
Dus 1 gum = 2 stiften

formule g+1 = 3

g+1-1 = 3-1

g = 2

Aan het eind van deze les kan je:

Vergelijkingen oplossen met een balans.

Weet je nog?

Schrijf korter (denk aan gelijksoortige termen):

11 + 5 x r - 3 x r = k

Schrijf zo kort mogelijk:
S=4x3t+7x12k-6x8g

1. S=12t+7x12k-48g
2. S=4x3t+84k-48g
3. S=12t+84k-48g
4. S=12t+84K-6x8g

§8.2 De balans

Voorlopige afspraken

Guus, Niels, Digi Ondersteunde route, en samen met mij werken totdat ik denk dat je zelfstandig kan.

Esra en Marit=Doorlopende route

Jesse, Evy, Lynn, Max, Wout =Uitdagende route, mag zelfstandig in stilte direct beginnen met opdrachten, vragen stellen NA instructie

Als ik aan de linkerkant 3kg weghaal, hoeveel moet ik dan aan de rechterkant weghalen? 

De weegschaal MOET in evenwicht blijven!

Als ik aan beide kanten 3kg heb weggehaald, welke vergelijking blijft er dan over? Noteer K voor de kazen.

 

6K= 21KG

Schrijf op/onderstreep en onthoud:

-6 knikkers

: 5

Welke vergelijking hoort bij deze balans?

1. 3+k = 10
2. 3k = 36
3. 3k = 12
4. k = 36

Welke vergelijking hoort bij dit plaatje en wat is de oplossing?

1. 3a = 12 a = 4
2. 3a = 12 a = 6

Ik kan een vergelijking oplossen met behulp van de balans

😒🙁😐🙂😃

Aan de slag, 8 en 10 hoeven niet. 

O= Digi, Niels

D= Esra, Marit

Jesse = H3A §1.3  U= Max, Evy, Guus, Wout

Klaar? Nakijken

Los op

Stap 1= omcirkel de gelijksoortige termen

Stap 2= Haal gelijksoortige termen naar 1 kant

Stap 3= Los de vergelijking op

Voor Evy, Lynn, Max, Jesse,Wout

5Z+2=3Z+14

Stap 1 = Gelijksoortige termen omcirkelen/markeren

Stap 2 = Gelijksoortige termen naar 1 kant (aan ene kant haal ik wat weg, aan andere kant ook), hier -3Z

Dan wordt de vergelijking: 2Z+2=14

Gelijksoortige termen naar een kant dus 2 weghalen 2Z=12

2Z=12 dus Z=6

Aan de slag rest

O= Digi, Niels

O= Digi, Niels

D= Esra,Indy, Marit

Klaar? Nakijken

Niet klaar= Huiswerk voor morgen, 

dan §8.3 Vergelijkingen oplossen