Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Klik om de toets te starten.
Thema 4
Toets Stevigheid en beweging
volgende
Slide 1 - Diapositive
Eerst aanmelden in Teams met camera. Microfoon zet je uit!
De toets bestaat uit 33 vragen. Iedereen krijgt ze door elkaar.
Het kunnen meerkeuzevragen, open-vragen of sleepvragen zijn
In totaal heb je50minuten de tijd
Let op dat je alles invult! Je kunt NIET terugbladeren
Plaatje vergroten? Klik erop.
Plaatje kleiner maken? Links onderin op het kruisje klikken
De vraag horen? klik dan op
Vergeet na afloop niet in te leveren.
Heb je vragen? Stel ze via een privé-bericht in Teams
Succes!
Instructies
Klik om de toets te starten.
volgende
Slide 2 - Diapositive
Wat zijn de vier functies van het skelet?
Slide 3 - Question ouverte
Rechts zie je een afbeelding van de wervelkolom. Klik om het te vergroten.
Welke botten worden aangegeven met nummer 1?
Slide 4 - Question ouverte
Rechts zie je een afbeelding van de wervelkolom. Klik om het te vergroten.
Welke botten worden aangegeven met nummer 2?
Slide 5 - Question ouverte
Welke beenderen vormen samen de schoudergordel?
A
De halswervels en schouderbladen
B
De schouderbladen en het borstbeen
C
De sleutelbeenderen en schouderbladen
D
Het borstbeen en het sleutelbeen
Slide 6 - Quiz
Rechts zie je het skelet van een hond. Klik om het te vergroten.
Welk bot wordt aangegeven met nummer 10?
Slide 7 - Question ouverte
Rechts zie je het skelet van een hond. Klik om het te vergroten.
Welk bot wordt aangegeven met nummer 15?
Slide 8 - Question ouverte
Rechts zie je het skelet van een hond. Klik om het te vergroten.
Met welk nummer is het opperarmbeen aangegeven?
Slide 9 - Question ouverte
Rechts zie je het skelet van een hond. Klik om het te vergroten.
Met welk nummer is een rib aangegeven?
Slide 10 - Question ouverte
Rechts zie je de verschillende beenverbindingen. Klik om het te vergroten.
Bij welk van deze beenverbindingen is de meeste beweging mogelijk?
A
Bij nummer 1
B
Bij nummer 2
C
Bij nummer 3
Slide 11 - Quiz
Rechts zie je de verschillende beenverbindingen. Klik om het te vergroten.
Hoe noemen we beenverbinding nummer 1?
Slide 12 - Question ouverte
Lees deze uitspraken over beenverbinding nummer 2.
Frank zegt: ''Deze beenverbinding is een kraakbeenverbinding'' Senna zegt: ''Dit type beenverbinding vind je ook tussen het borstbeen en de ribben''
A
Alleen Frank heeft gelijk
B
Alleen Senna heeft gelijk
C
Ze hebben allebei gelijk
D
Beiden hebben ongelijk
Slide 13 - Quiz
Rechts zie je de botten van je voet. Klik om het te vergroten.
Welk bot wordt aangegeven met nummer 1?
Slide 14 - Question ouverte
Rechts zie je de botten van je voet. Klik om het te vergroten.
Welk bot wordt aangegeven met nummer 3?
Slide 15 - Question ouverte
Welke type gewricht vind je tussen de botten die worden aangegeven met nummer 3?
A
Een kogelgewricht
B
Een scharniergewricht
C
Een rolgewricht
D
Geen gewricht
Slide 16 - Quiz
Rechts zie je een gewricht van de heup. Klik om het te vergroten
Welk type gewricht is dat?
A
Een kogelgewricht
B
Een scharniergewricht
C
Een rolgewricht
D
Geen gewricht
Slide 17 - Quiz
Rechts zie je een gewricht van de heup. Klik om het te vergroten.
Hoe heet nummer 3?
A
gewrichtskapsel
B
kraakbeenlaagje
C
gewrichtskogel
D
gewrichtssmeer
Slide 18 - Quiz
Rechts zie je een gewricht van de heup. Klik om het te vergroten.
Hoe heet nummer 4?
A
gewrichtskapsel
B
kraakbeenlaagje
C
gewrichtskogel
D
gewrichtssmeer
Slide 19 - Quiz
Op deze afbeeldingen zie je twee soorten weefsels van je skelet onder de microscoop. Sleep naar elke afbeelding één geel begrip en één rood begrip
kraakbeenweefsel
botweefsel
Bevat vooral lijmstof
Bevat zowel lijmstof als kalk
Slide 20 - Question de remorquage
Youssef heeft een knieblessure opgelopen. Hij weet nog niet of zijn kruisbanden zijn gescheurd of dat zijn meniscus is beschadigd.
Hij vroeg zich af waar de meniscus ligt. Wel nummer past daar bij?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4
Slide 21 - Quiz
Rechts zie je het gewricht van je knie. Bij een verkeerde beweging, kan de meniscus scheuren.
Hoe noemen we deze blessure?
Slide 22 - Question ouverte
Rechts zie je het gewricht van je knie
Hoe noemen we de blessure waarbij de kruisbanden zijn gescheurd?
A
Verzwikking
B
Ontwrichting
C
Tennisbeen
D
Botbreuk
Slide 23 - Quiz
Rechts zie je het gewricht van je knie
Welk soort gewricht is het kniegewricht?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
D
Geen gewricht
Slide 24 - Quiz
Hoe noemen ze dat wanneer ze bij een botbreuk de botten terug in de goede stand brengen?
A
Gipsen
B
Kneuzen
C
Bot zetten
D
Spijkeren
Slide 25 - Quiz
Klik op het plaatje en lees de tekst goed door
Welke woorden ontbreken er bij de letters? Typ ze onder elkaar
Slide 26 - Question ouverte
Sleep de namen van de spieren naar de juiste plek.
Armstrekspier
Voorste dijbeenspier
Kuitspier
Slide 27 - Question de remorquage
Welke spier noemen we een 'onbewuste' spier?
A
nekspier
B
wangspier
C
triceps
D
darmspier
Slide 28 - Quiz
Welke spieren vormen een antagonistisch paar? Sleep ze naar de goede plek
Spier 1 en ....
Spier 2 en ....
1
2
3
4
Slide 29 - Question de remorquage
Hoe zou je een zware wasmand moeten tillen?
Sleep de manieren naar de juiste plek.
Til met 2 handen
De wasmand zo ver mogelijk van je lichaam houden
Niet hoger dan je schouders dragen
Tijdens het tillen je rug buigen
Door je knieen buigen als je de wasmand tilt
Snel omhoog komen met de wasmand in je handen
Slide 30 - Question de remorquage
Welke begrippen passen bij de delen van de wervelkolom? Sleep de begrippen naar het juiste vak
Bevat meer kalk
Bevat meer lijmstof
wervel
tussenwervelschijf
Slide 31 - Question de remorquage
Lang geleden wilde men de vorm van het hoofd van baby's veranderen (zie foto). Dit deden ze door bij de geboorte hun hoofd stevig af te binden met een verband.
Waarom deden ze dat bij baby's en niet bij ouderen?
Slide 32 - Question ouverte
Welk deel (of welke delen) hebben als functie dat een gewricht soepel kan bewegen
Slide 33 - Question ouverte
Iemand die verhuizer is voor zijn beroep, moet bij het tillen van zware voorwerpen goed op zijn lichaamshouding letten. Indien hij dat niet doet, krijgt hij later rugklachten. Hoe komt dat? Leg uit