Past Continuous intro

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Past Continuous

Remember?

Past Simple

=

verb + ed

Past simple for work

1. Workd
2. Worked
3. Workt
4. Works

Past simple for stop

1. Stoped
2. Stopping
3. Stopped
4. Stopt

Past simple for cry

1. Cryd
2. Cryed
3. Cries
4. Cried

Past Continuous

=

Background information

Describes the situation

Already going on

Past Continuous

Ik was aan het eten

Fred and Batman waren aan het fietsen

De koningin was aan het dansen

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdsduur heeft. 

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdje duurt. 

I was eating yesterday

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdsduur heeft. 

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdje duurt. 

I was eating yesterday

Fred and Batman were cycling last week

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdsduur heeft. 

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdje duurt. 

I was eating yesterday

Fred and Batman were cycling last week

The queen was dancing 

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdsduur heeft. 

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdje duurt. 

I was eating yesterday

Fred and Batman were cycling last week

The queen was dancing 

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdsduur heeft. 

We gebruiken de past continuous voor een actie die in het verleden is en een tijdje duurt. 

I was eating yesterday

Fred and Batman were cycling last week

The queen was dancing 

Vorm van de past continuous

1. Was of were 

2. Hele WW

3. +'ing'

Spongebob was running

You were waiting

Vorm van de past continuous

1. Was of were 

2. Hele WW

3. +'ing'

Spongebob was running

You were waiting

I was

She was

He was

It was

You were

We were

They were

Julie ........
(sleep) at three o'clock.

1. was sleep
2. were sleep
3. was sleeping
4. slept

You ........
(study) at three o'clock.

1. where studying
2. was studied
3. was studying
4. were studying

Luke ........
(read) at three o'clock.

I ........
(work) at three o'clock.

We .......
(fly) to London at three o'clock.

They .......
(have) lunch around noon.

open your Student's book

Page 20

Exercise 1 - 5