4.6 uitdrukkingen en VERVOLG PO-opdrachten ?

4.6 Uitdrukkingen en vervolg PO-opdrachten


Havo 2 periode 1 
week 6 2e les (10 oktober)


1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

4.6 Uitdrukkingen en vervolg PO-opdrachten


Havo 2 periode 1 
week 6 2e les (10 oktober)


Slide 1 - Diapositive

Welkom H2a
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Welkom H2b 
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk check✓
 PO-schrijfopdracht: inleveren via SOM >>> gelukt? 
Nee? Zo moet dat (uitleg) 
1. Ga naar SOM > 
----
Ben je thuis verder gegaan met je PO-presentatie?
--
En ben je ooit ingelogd in Lessonup.app ? Klassencode H2A = ygyxb
Klassencode H2B = jpmvh

Slide 4 - Diapositive

Planning
Lezen >> 10 min. en hw check
inleveren via SOM
Startopdracht
Instructie 4.6 Uitdrukkingen
inoefenen en zelfstandig werken
~pauze~
zelfstandig verder aan PO-opdrachten (??)
Afsluiting

timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

startopdracht
  1. Welke uitdrukkingen herken je in het plaatje? 
  2. Wat betekent de uitdrukking op het tegeltje? 
  3. Welke uitdrukkingen ken jij nog meer? >>
timer
5:00

Slide 6 - Diapositive

Naast zijn ______ lopen.
A
schoenen
B
vriendin
C
fiets
D
geweten

Slide 7 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

Slide 8 - Question ouverte

Oost West, thuis ___
A
rust
B
komen
C
best
D
West

Slide 9 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

Slide 10 - Question ouverte

Als ___ broodjes over
de toonbank gaan.
A
dure
B
zoete
C
oude
D
lekkere

Slide 11 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

Slide 12 - Question ouverte

Het oog is groter dan de ___
A
bril
B
neus
C
maag
D
waarheid

Slide 13 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

Slide 14 - Question ouverte

Doel




Je leert over uitdrukkingen. 
Je kan uitdrukkingen herkennen. 
Je kan uitdrukkingen gebruiken.  
Je weet dat veel uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart komen.
---


Slide 15 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik

Slide 16 - Diapositive

4.6 Uitdrukkingen blz.100
Uitdrukking= een vaste groep woorden
In teksten kom je uitdrukkingen met 
een figuurlijke betekenis tegen. 
Er wordt dan iets anders bedoeld
dan er eigenlijk staat. Je 
moet het dus niet letterlijk nemen. 
Je neemt het dan figuurlijk

Slide 17 - Diapositive

De betekenis :
De hond in de pot vinden 
betekent
dat je te laat bent voor het eten en alles is op!
letterlijk:

Slide 18 - Diapositive

Er staat (figuurlijk)

Hij woont in het hart van de stad


We sliepen onder de blote hemel 


De radijsjes schoten de grond uit.
 Bedoeld wordt (letterlijk)

Hij woont in het centrum / het midden van de stad.

We sliepen buiten.


De radijsjes groeiden heel snel.


Slide 19 - Diapositive

Inoefenen
timer
5:00
lessonUp.app

Slide 20 - Diapositive

Noem een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik dat je nog kent.

Slide 21 - Question ouverte

de leiding hebben
failliet gaan
betalen
duur zijn
samenwerken
aan het roer staan
op de fles gaan
over de brug komen
aan de prijs zijn
in zee gaan

Slide 22 - Question de remorquage

Het zit hen allemaal mee.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 23 - Quiz

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 24 - Quiz

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 25 - Quiz

Ik heb een zere keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 26 - Quiz

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 27 - Quiz

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 28 - Quiz

Hij houdt een oogje in het zeil.
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 29 - Quiz

Hij gaat onder zeil.
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 30 - Quiz

Hij heeft de wind in de zeilen.
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 31 - Quiz

Aan het werk
opdracht 1 blz. 100
  1. Maak 3 rijtjes in je schrift: 
dieren - kleuren - lichaamsdelen

2. Vul in en zoek de betekenis op! 
bijv. op 
https://spreekwoorden-gezegden.nl/


timer
10:00

Slide 32 - Diapositive

timer
5:00

Slide 33 - Diapositive

PO-opdracht presentaties
Criteria: 
1. Vertel je je verhaal logisch? (inleiding-middenstuk-slot)
2. Hoe is je stemgebruik? (verstaanbaar en intonatie)
3. Hoe is je houding ? (rechtop, kijk de klas aan, handen?) 
4. Voorwerp/afbeelding: ja/nee + uitleg? ja/nee
5. Tijd: 2 minuten.

Slide 34 - Diapositive

Tops en tips

Slide 35 - Diapositive

Tip geven 
Een tip is positief zeggen hoe het nog beter kan

Slide 36 - Diapositive

Presentaties H2A


Start 17 oktober: 
timer
2:00

Slide 37 - Diapositive

Presentaties H2B


Start 17 oktober: 
timer
2:00

Slide 38 - Diapositive

Aan het werk
Werk verder aan je PO-presentatie of aan 
opdracht 1 blz. 100 uitdrukkingen. 
timer
5:00

Slide 39 - Diapositive

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Je weet wat uitdrukkingen zijn. 
  2. Je kent enkele uitdrukkingen en hun betekenis. 
timer
5:00

Slide 40 - Diapositive

Volgende les 17 oktober: 
presentaties


Huiswerk voor 17 oktober: 
  • Oefen thuis verder aan je PO-presentatie.
  • Start met opdracht 1 blz. 100: lees het door en vul vast in wat je  weet!  

Slide 41 - Diapositive