05 - uitleg futur proche et futur

Bonjour VT31 - mercredi 23 juin
Comment ça va aujourd'hui?

bien? 👍🏼
moyen? 👋🏻
pas bien?👎🏻
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Bonjour VT31 - mercredi 23 juin
Comment ça va aujourd'hui?

bien? 👍🏼
moyen? 👋🏻
pas bien?👎🏻

Slide 1 - Diapositive

qu'est-ce qu'on va faire?

  1. Futur simple 
  2. Futur proche

Slide 2 - Diapositive

futur simple 

bestaat in het NL uit 2 ww en in het FR uit 1 ww
we zullen wachten -> nous attendrons
ik zal kijken - je regarderai
jullie zullen leren - vous apprendrez
jij zal slapen -> tu dormiras

Slide 3 - Diapositive

futur simple (bij regelmatige ww)

Stap 1 :
Neem het hele werkwoord dat eindigt op een 'r'
-er✅ + -ir✅  en op -re haal je de 'e' weg' r(e) ✅
Stap 2 :
Voeg de juiste uitgang toe
TIP bij stap 2:
uitgangen van de futur proche lijken op het werkwoord 'avoir'


Slide 4 - Diapositive

De uitgangen (lijken dus op 'avoir')
Je                    ai
Tu                     as
Il/Elle /On       a
Nous                   ons
Vous                    ez
Ils /Elles                ont

Slide 5 - Diapositive

Dus bijvoorbeeld voor ww op -er zoals parler :
Stap 1 : neem het hele werkwoord - laat 'er' staan -> parler
Stap 2 : + uitgangen :
Je parlerai
Tu parleras
Il/Elle /On parlera
Nous parlerons
Vous parlerez
Ils /Elles parleront


Slide 6 - Diapositive

En bijvoorbeeld voor ww op -ir zoals choisir :
Stap 1 : neem het hele werkwoord -  choisir
Stap 2 : + uitgangen :
Je choisirai
Tu choisiras
Il/Elle /On choisira
Nous choisirons
Vous choisirez
Ils /Elles choisiront


Slide 7 - Diapositive

En bijvoorbeeld voor ww op -re zoals vendre :-> re -> 
Stap 1 : neem het hele werkwoord zonder de 'e' vendr
Stap 2 : + uitgangen :
Je vendrai
Tu vendras
Il/Elle /On vendra
Nous vendrons
Vous vendrez
Ils /Elles vendront


Slide 8 - Diapositive

hoe vertaal je
'jij zal praten'

Slide 9 - Question ouverte

hoe vertaal je
'jullie zullen kiezen'

Slide 10 - Question ouverte

hoe vertaal je
'jullie zullen nemen'

Slide 11 - Question ouverte

uitzonderingen!
bij deze werkwoorden gebruik je niet het hele werkwoord,
maar een speciale vorm
être -> ser
avoir -> aur
aller -> ir
faire -> fer
pouvoir -> pourr


Slide 12 - Diapositive

hoe vertaal je
'hij zal gaan'

Slide 13 - Question ouverte

hoe vertaal je
'ik zal zijn'

Slide 14 - Question ouverte

hoe vertaal je
'ze zullen doen'

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Vidéo

futur proche

het fijne aan de futur proche is
dat er geen verschil is tussen onregelmatige of regelmatige werkwoorden.
-> er is dus 1 manier om de futur proche te vervoegen

Slide 17 - Diapositive

futur proche

=  de nabije toekomst:
ik ga fietsen
jij gaat werken
hij gaat vertrekken
we gaan leren

Slide 18 - Diapositive

stappenplan voor de futur proche
  • stap 1 kies de juiste vorm  van de présent van aller (gaan)
  • stap 2 hele werkwoord

DUS EIGENLIJK: het enige wat je moet weten voor de futur proche is hoe je het werkwoord 'gaan' in de présent moet vervoegen

Slide 19 - Diapositive

aller au présent
je vais
tu vas
il/elle/on va 
nous allons
vous allez
ils/elles vont

Slide 20 - Diapositive

ik ga werken
(-> wat is de juiste vorm van aller?)

Slide 21 - Question ouverte

wij gaan schrijven
(-> wat is de juiste vorm van aller?)

Slide 22 - Question ouverte

zij gaan zwemmen
(-> wat is de juiste vorm van aller?)

Slide 23 - Question ouverte

jij gaat verkopen
(-> wat is de juiste vorm van aller?)

Slide 24 - Question ouverte

hij gaat hebben
(-> wat is de juiste vorm van aller?)

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Vidéo

oefen oefen oefen oefen oefen
met verbuga
en/of
met het oefenblad

Slide 28 - Diapositive