Oefenen thema ecologie en duurzaamheid

Oefenen T6:  Ecologie en duurzaamheid
B1 t/m 4 en B7
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefenen T6:  Ecologie en duurzaamheid
B1 t/m 4 en B7

Slide 1 - Diapositive

Welk van onderstaande factoren zijn abiotisch?
A
Ziekteverwekkers
B
Een storm
C
Een warme temperatuur
D
Het kappen van bossen door mensen

Slide 2 - Quiz

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 3 - Quiz

Onder welk niveau valt een school (groep) vissen?
A
Ecosysteem
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Individu

Slide 4 - Quiz

Maak een voedselketen van de volgende organismen
1e schakel
5e schakel
Lijsterbes (Boom)
Kikker
Vlinder
Havik
Slang

Slide 5 - Question de remorquage

Welk dier eet de meeste andere organismen?
A
Vos
B
Muis
C
Uil
D
Slang

Slide 6 - Quiz

Wat is biodiversiteit?
A
Het aantal oorspronkelijke plantensoorten
B
Het aantal oorspronkelijke diersoorten
C
De variatie aan soorten in de natuur
D
Het verdwijnen van soorten in de natuur

Slide 7 - Quiz

Wat is een voedselweb?
A
Één voedselketen
B
Meerdere voedselketens
C
Een kringloop van voedsel

Slide 8 - Quiz

Deze samenleving is een...
A
Symbiose
B
Parasitisme

Slide 9 - Quiz

Deze samenleving is een ...
A
Symbiose
B
Parasitisme

Slide 10 - Quiz

Wat is het belang van biodiversiteit?
A
Het zorgt ervoor dat er meer dieren kunnen leven in een gebied.
B
Het zorgt voor meer toeristen in een gebied.
C
Het zorgt voor een gezond en stabiel ecosysteem.
D
Het zorgt voor een mooie omgeving om in te wandelen.

Slide 11 - Quiz

Waar is de biodiversiteit het grootst
A
in een maisveld
B
in een betegelde achtertuin
C
in een bos
D
in een supermarkt

Slide 12 - Quiz

In het voedselweb is aangegeven wie door wie opgegeten wordt.

Wie staat er aan het eind van dit voedselweb?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 13 - Quiz

Een voedselweb gaat
over een ........
A
Individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 14 - Quiz

Welk dier is een parasiet?
A
wesp
B
processierups
C
teek
D
hond

Slide 15 - Quiz

Een parasiet is een reducent
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Bij veel dieren die in groepen leven is er sprake van een rangorde. Wat is een rangorde?
A
De volgorde van dieren van oud naar jong
B
De volgorde waarin dieren mogen eten
C
Het oudste dier is de baas
D
Ieder dier kent zijn plaats

Slide 17 - Quiz

Bij welke manier van natuurbeheer past: 'afschieten van zieke en zwakke herten om lijden te voorkomen.'
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer

Slide 18 - Quiz

Welk soort beheer?
zaaien van bloemen langs akkers, zodat daar insecten kunnen leven
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer

Slide 19 - Quiz

Welk soort beheer?
oevers minder steil maken zodat water- en oeverplanten beter kunnen groeien
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer

Slide 20 - Quiz

Wat is herintroductie van soorten
A
Nieuwe soorten in de omgeving vrijlaten.
B
Dieren laten aanpassen aan een verandert milieu
C
Uitgestorven soorten weer terug brengen van andere gebieden
D
Natuur gebieden maken.

Slide 21 - Quiz

In natuurgebied de Weerribben in Noord-Nederland worden otters uitgezet. Dit is een voorbeeld van herintroductie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Als wolven de grens tussen Duitsland en Nederland oversteken, is dat een voorbeeld van herintroductie.
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Kringloop van koolstof.
Welke organismen zorgen in de koolstofkringloop voor het maken van glucose?

A
De producten
B
De consumenten (planteneters, vleeseters, alleseters)
C
De reducenten (bacteriën en sch

Slide 24 - Quiz

In de koolstof-kringloop komt koolstof in verschillende vormen voor. In welke vorm wordt het door planten opgenomen?
A
O2
B
CO2
C
Glucose
D
H2O

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding is de kringloop van koolstof schematisch weergegeven.

Bij welk nummer horen planten te staan in het schema?
A
Bij nummer 1
B
Bij nummer 2
C
Bij nummer 3

Slide 26 - Quiz