Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Ken jij de begrippen?
Aardrijkskunde klas 4
Bevolking & Ruimte en Weer & Klimaat
Slide 1 - Diapositive
Schiphol maakt zich zorgen over .......... van de luchthaven per trein. De afgelopen jaren zijn er steeds meer medewerkers en reizigers te laat op de luchthaven wegens treinvertraging of uitval. Welk begrip past het beste op de lege puntjes?
A
de bereikbaarheid
B
de congestie
C
de reikwijdte
D
het forensisme
Slide 2 - Quiz
Joshua wilt graag verhuizen naar Den-Haag. Hij heeft hier een leuke baan gevonden, maar vooral het wonen aan het strand van Scheveningen is voor hem een belangrijke …………… Welk woord hoort er op de lege puntjes te staan? Kies uit:
A
Emigratie
B
Afstotingsfactor
C
Integratie
D
Aantrekkingsfactor
Slide 3 - Quiz
In een grote, populaire stad zoals New-York, is de ………….. hoog. Welk woord past het beste op de lege puntjes? Kies uit:
A
Bevolingskrimp
B
Reikwijdte
C
Bebouwingsdichtheid
D
Braindrain
Slide 4 - Quiz
Rotterdam is een ……….. Steden zoals Schiedam en Barendrecht, wat vroeger kleine dorpjes waren, zijn inmiddels aan de havenstad vastgegroeid.
A
Agglomeratie
B
Megastad
C
Stedelijke zone
D
Metropolitaan gebied
Slide 5 - Quiz
De haven van Rotterdam ligt op een strategische plek aan de Noordzee. Via de Noordzee komen internationale schepen de Rotterdamse haven binnen. Via rivieren, autosnelwegen en per trein kunnen goederen makkelijk worden vervoerd naar het ……….. Welk begrip past het beste op de lege puntjes?
Slide 6 - Question ouverte
Welk begrip past er bij deze omschrijving? De maximale afstand die mensen willen afleggen om van een voorziening gebruik te maken.
Slide 7 - Question ouverte
Welk begrip past er bij deze omschrijving? De groei van een stad vanuit het centrum met de historische stadskern.
Slide 8 - Question ouverte
Bekijk de kaarten. Welk begrip past er bij welke kaart? Sleep het juiste woord naar de kaart toe.
Reliëf
Bevolkingsdichtheid
Slide 9 - Question de remorquage
Wat past bij welk begrip?
Sleep de juiste definitie naar het juiste begrip.
Urbanisatie
Suburbanisatie
Re-urbanisatie
Als het aantal inwoners van de stad na vele jaren van krimp weer toeneemt.
De verstedelijking van het landelijke gebied door migratie vanuit een stad.
Stijging van het percentage mensen dat in een stad woont.
Slide 10 - Question de remorquage
Thirza is verbijsterd als ze met het klassenuitje naar het huis van klasgenoot Jay toegaan. Jay woont in de wijk Kralingen in een vrijstaande villa, met bioscoop en zwembad. Thirza heeft bij haar thuis in Crooswijk nog geen eens een tuin. Dit zal er ook wel mee te maken hebben, dat de ouders van Jay in een andere inkomensgroep zitten dan de ouders van Thirza. Welk begrip past het beste bij dit verhaal? Kies uit:
A
Participatie
B
Integratie
C
Segregatie
D
Sociale controle
Slide 11 - Quiz
Een diagram waarin de overgang van hoge geboortecijfers en hoge sterftecijfers, naar lage geboortecijfers en lage sterftecijfers zichtbaar is noem je het ……………………
Slide 12 - Question ouverte
Een gebied met weinig bebouwing en veel open ruimte noem je het …………………
Slide 13 - Question ouverte
Plan van de gemeente waarin staat hoe de grond gebruikt moet worden voor wonen, werken, verkeer, recreatie en andere functies. Welk woord past het beste bij de omschrijving? Kies uit:
A
Ruimtelijke ordening
B
Bestemmingsplan
C
Meerkernen groeimodel
D
Herinrichting
Slide 14 - Quiz
In de traditionele Chinese stadsdorpen is de ……………… hoog. Bewoners letten enorm veel op elkaar, of er niet iets geks gebeurd. Welk woord past het beste bij de omschrijving? Kies uit:
A
Integratie
B
Participatie
C
Sociale controle
D
Immigratie
Slide 15 - Quiz
Een zwaarbeveiligde woonbuurt met een hek eromheen. De wijk wordt goed bewaakt. Dit noem je een ……………
Slide 16 - Question ouverte
Het niveau van de veiligheid, sociale contacten, onderhoud en (groen) voorzieningen in een gebied. Als dat niveau hoog is, dan is een plek leefbaar. Welk woord past het beste bij de omschrijving? Kies uit:
A
Leefbaarheid
B
Veiligheid
C
Aantrekkingsfactor
D
Ruimtelijke kwaliteit
Slide 17 - Quiz
Met welk begrip, en welk weerelement heeft de foto op e achtergrond te maken? Noteer het juiste begrip / weerelement.
Slide 18 - Question ouverte
Welk begrip past er bij de volgende omschrijving: uitbreiding van een woestijn in een gebied, vooral door verdroging en erosie.
A
verdroging
B
verwoestijning
C
waterbalans
D
verzilting
Slide 19 - Quiz
Welk begrip past er bij deze omschrijving: "De ruimte die we per persoon innemen op aarde, weergegeven in hectare. Het is een maat voor de duurzaamheid van een land en zijn inwoners."
A
duurzaam produceren
B
duurzaam consumeren
C
recyclen
D
ecologische voetafdruk
Slide 20 - Quiz
Welk klimaat hoort er bij de volgende omschrijving? "Een klimaat met een warme of hete zomers en een koude winter."
Slide 21 - Question ouverte
Deze vraag gaat over stuwingsneerslag bij een gebergte. Wat past bij elkaar? Maak de juiste combinaties.
Lijzijde
Loefzijde
De kant van het gebergte waar bijna altijd de wind vandaan komt, en waar neerslag valt.
De kant van het gebergte waar bijna nooit de wind waait, waar de lucht daalt, en waar het droog is.
Slide 22 - Question de remorquage
Wat is een ander woord voor een hogedrukgebied?
A
Droog klimaat
B
Minimum
C
Maximum
D
Luchtdrukgordel
Slide 23 - Quiz
Welke woorden passen er bij de lijzijde van een gebergte? Kies 3 woorden uit: lagedrukgebied - hogedrukgebied- bewolking - regenschaduw - veel begroeiing - weinig begroeiing
Slide 24 - Question ouverte
Welk klimaat past bij deze omschrijving: Een klimaat waarbij het in de koudste maand warmer is dan -3 graden, en kouder is dan 18 graden in de warmste maand met neerslag in alle jaargetijden. (Ook wel: zachte winters, koele zomers)
A
gematigd landklimaat
B
mediterraan klimaat
C
middellandse zeeklimaat
D
gematigd zeeklimaat
Slide 25 - Quiz
Welk begrip past bij deze omschrijving? "Bij alles wat we doen ervoor zorgen dat we weinig of geen schade toebrengen aan de leefomgeving van onszelf en onze toekomstige generaties. "
Slide 26 - Question ouverte
Hoe noem je de lijn op een weerkaart wat plaatsen met gelijke luchtdruk met elkaar verbindt?
A
isobaar
B
isotherm
C
depressie
D
Hectospascal
Slide 27 - Quiz
Welke van de drie soorten neerslag komt vooral voor in tropische gebieden? Kies uit: stuwingsneerslag, stijgingsneerslag of frontale neerslag
Slide 28 - Question ouverte
Bij welk klimaat hoort deze grafiek?
Slide 29 - Question ouverte
Met welke maat meten we in Nederland de windkracht?
A
Schaal van Celsius
B
Hectopascal
C
Schaal van Beaufort
D
Wet van Buys Ballot
Slide 30 - Quiz
Welk begrip is géén weerelement? Kies uit: temperatuur - luchtdruk - neerslag - hoogteligging - wind
Slide 31 - Question ouverte
Hoe noem je een lagedrukgebied dat rond 50 en 60 graden N.B. en Z.B. voor neerslag kan zorgen door de botsing van een warmte- en een koufront? Er zijn twee antwoorden mogelijk.
Slide 32 - Question ouverte
Welk klimaat past bij de volgende omschrijving: Een klimaat dat voorkomt in de poolgebieden en waarbij het in alle maanden kouder is dan 0 graden.
Slide 33 - Question ouverte
Welk begrip past er bij de volgende omschrijving: De hoeveelheid neerslag per tijdseenheid, bijvoorbeeld per uur of per dag.
A
neerslag
B
neerslagintensiteit
C
neerslagverdeling
D
nuttige neerslag
Slide 34 - Quiz
Waar staat U-V voor, in het begrip uv-straling voor?