Herhaling HS 1: Weer en Klimaat

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

HS 1: Weer en Klimaat

Wat moet je kennen?

✅ Wat is de samenhang tussen het weer en het klimaat?

✅ Hoe hebben breedteligging, hoogteligging en ligging aan zee invloed op de gemiddelde temperatuur?

✅ Wat is het verband tussen temperatuurverschillen van lucht, luchtdruk en wind aan het aardoppervlak?

✅ Hoe hangen de gemiddelde temperatuur, luchtdruk, wind en neerslag samen op mondiale schaal en welke patronen kun je hierin zien?

✅ Welke klimaten en vegetatiezones komen waar voor op aarde en waarom daar?

Uit welke elementen bestaat het weer?

Weerelementen:

• Temperatuur
  
• Neerslag
• Wind
• Bewolkingsgraad

Wat is een verschil tussen weer en klimaat?

1. periode van meten
2. klimaat gaat over kleiner gebied
3. weer is de gemiddelde toestand van de lucht
4. weer gaat over neerslag en klimaat niet

Bij welke klimaatzone hoort deze grafiek

1. Poolklimaat
2. Tropisch klimaat
3. Het droge klimaat
4. Gematigd klimaat

Welk klimaat is dit?

1. Tropisch regenklimaat
2. Woestijnklimaat
3. Steppe klimaat
4. Pool klimaat

1. Tropisch klimaat
2. Pool klimaat
3. Gematigd klimaat
4. Droog klimaat

1. Tropisch klimaat
2. Droogklimaat
3. Zeeklimaat
4. Poolklimaat

Van welk gebied op aarde is dit het klimaat?

1. Brazilië
2. Nederland
3. Marokko
4. Noord-Canada

Welk klimaat hoort bij deze kenmerken? Hele jaar door neerslag, zomers koel, winters zacht.

1. Landklimaat
2. Middellandse zeeklimaat
3. Zeeklimaat
4. Droog klimaat

De landen in Zuid-Europa hebben een ...

1. Zeeklimaat
2. Landklimaat
3. Droog klimaat
4. Middellandse zee klimaat

📍 Kenmerken van de klimaten

Hoe lager de breedteligging van een plaats, hoe kouder het is

1. Waar
2. Niet waar

Bij hoge breedte leggen de zonnestralen een ..... weg door de dampkring af en verwarmen ze een ..... aardoppervlak waardoor de gemiddelde temperatuur ..... is.

Door de breedteligging is de gemiddelde temperatuur in Nederland......

1. laag
2. gemiddeld
3. hoog

lage breedte

hoge breedte

Zomer

Winter

Als de aarde niet schuin zou staan dan...

1. zou het minder hard waaien.
2. zou het in Nederland kouder zijn.
3. zouden we geen seizoenen hebben.
4. zou de zomer langer duren.

Seizoenen zijn afhankelijk van de stand van de aarde ten opzichte van de zon. Kaartje goed onthouden voor je examen!

Welke factoren zijn van invloed op de temperatuur?

1. Breedteligging op aarde

• hoge breedte = ver van de evenaar = koud
• lage breedte = dichtbij de evenaar = warm
• invalshoek van de zon is belangrijk -> schuine invalshoek of loodrecht
• afstand zon -> aarde
• De stand van de aarde bepaalt de seizoenen die we hebben!

Stel je voor: je maakt een wandeling in de bergen en begint op 800m hoogte en het is 20°C. Het eindpunt ligt op 2300m hoogte. Hoeveel °C is het daar?

1. 31°C
2. 14°C
3. 26°C
4. 11°C

2. Hoogteligging

• hoe hoger hoe kouder
• per 1000m -6 °C kouder
• De hoogteligging bepaalt de plantengroei in de bergen: zie kaartje in hotspot!

De vegetatiezones op een berg zijn afhankelijk van de hoogteligging. De boomgrens (punt waarop het te koud wordt voor bomen) ligt in de Alpen ongeveer op 1800 meter.

Onthouden: naaldbomen kunnen beter tegen de kou, je vindt de zone met naaldbomen daarom op grotere hoogte dan de zone met loofbomen.

Lucht stroomt van gebieden waar veel lucht op de aarde drukt in de richting van een gebied met .... luchtdruk

1. hoge
2. lage

Door verschillen in luchtdruk gaat lucht bewegen, dit noemen we ....?

Op lage breedte is het erg warm, hierdoor ...... de lucht en is er dus een ...... luchtdruk.

1. stijgt, lage
2. stijgt, hoge
3. daalt, lage
4. daalt, hoge

Op hoge breedte is het erg koud, hierdoor ..... de lucht en is er dus een ...... luchtdruk.

1. stijgt, lage
2. stijgt, hoge
3. daalt, lage
4. daalt, hoge

Als koude en warme lucht botsen stijgt de .... lucht. Hierdoor ontstaat een ..... drukgebied.
Dit noemen we ook wel een depressie.

1. koude, lage
2. koude, hoge
3. warme, lage
4. warme, hoge

De neerslag die ontstaan bij een depressie noemen we ..... neerslag

1. stijgingsneerslag
2. frontale neerslag
3. stuwingsneerslag

Bij een hoge druk gebied hebben we

1. Nat en koud weer
2. Stabiel/rustig en nat weer
3. Nat en warm weer
4. Stabiel/rustig en droog weer

3. Wind

• bewegende lucht
• stroomt van hoge naar lage luchtdruk
• Schaal van Beaufort: 1 t/m 12
• snelheid gemeten in m/sec
• wind vervoert wame lucht van de evenaar naar de polen
• gebergte werkt als klimaatscheiding

Wereldwijde luchtcirculatie

Aanlandige wind in Nederland is westenwind

1. Waar
2. Nietwaar

De overheersende windrichting in Nederland is

1. Noordenwind
2. Westenwind
3. Zuidenwind
4. Oostenwind

Aflandige wind in de winter is warm

1. Waar
2. Niet waar

Bij welke wind (aanlandige of aflandige wind) is de kans op een Elfstedentocht het grootst en waarom?

4. Water of land

• land warmt snel op en koelt snel af
• water doet hier langer over
• aanlandige wind = zeewind -> brengt koele lucht aan land in zomer, warmere lucht in winter
• aflandige wind = landwind -> brengt koude lucht uit oost- en noordeuropa mee in winter, warme lucht in zomer.

Neerslag -> vormen

• regen
• hagel
• ijzel
• sneeuw

Een gebergte werkt als klimaatscheiding. Dat geldt voor de temperatuur, maar ook voor de neerslag.
Aan ....zijde stijgt de lucht op en ontstaat ....neerslag.

1. lij-, stijgings-
2. lij-, stuwings-
3. loef-, stijgings-
4. loef-, stuwings-

Een gebergte werkt als klimaatscheiding. Dat geldt voor de temperatuur, maar ook voor de neerslag.
Aan ....zijde daalt de lucht en is het dus droog. Dit noemen we de .......

Wat moet je kennen?

✅ Wat is de samenhang tussen het weer en het klimaat?

✅ Hoe hebben breedteligging, hoogteligging en ligging aan zee invloed op de gemiddelde temperatuur?

✅ Wat is het verband tussen temperatuurverschillen van lucht, luchtdruk en wind aan het aardoppervlak?

✅ Hoe hangen de gemiddelde temperatuur, luchtdruk, wind en neerslag samen op mondiale schaal en welke patronen kun je hierin zien?

✅ Welke klimaten en vegetatiezones komen waar voor op aarde en waarom daar?

Zet de letter(s) van de plaats of het cijfer van het gebergte achter elke letter.

a Plaats met de meest rechte zoninvalshoek.

b Plaats met de gemiddeld hoogste temperatuur.

c Plaats met de gemiddeld laagste temperatuur.

d Plaats met stuwingsneerslag.

e Plaatsen die in de regenschaduw liggen.

f Gebergte met de hoogste boomgrens.

g Bergtop met gemiddeld laagste temperatuur.