VWO 2 herhalingsles grammatica Kapitel 1

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Leerjaar 2: Kapitel 1

vraagwoorden

regelmatige werkwoorden

werkwoorden haben + sein

getallen tot 100

bepaald-onbepaald lidwoord

bezittelijke voornaamwoorden

(Hoe) _____ heißt du?

1. Wann
2. Wie
3. Wo
4. Wer

(Wie) _____ ist das ?

1. Wer
2. Wie
3. Was
4. Wann

(Wie) _____ ist das ?

1. Wer
2. Wie
3. Was
4. Wann

(Wat) _____ machst du?

1. Was
2. Wie
3. Wass
4. Wann

(Waar) _____ wohnst du?

1. Wo
2. Wann
3. Wer
4. Wie

(Waar vandaan) _____ kommst du?
Ich komme aus den Niederlanden.

1. Wie
2. Wo
3. Woher
4. Wann

(Wanneer) _____ hast du Zeit für mich? Am Montag?

1. Wie
2. Wo
3. Wann
4. Wer

Vertaal naar het Duits: wie

Übersetze: hoe

Übersetze: waar

Übersetze: welke

Übersetze: waarheen

Übersetze: wanneer

Telwoorden

Vertaal de volgende getallen naar het Duits

1

21

64

37

99

wat hoort bij wat?

persoonlijke

voornaamwoorden

persoonlijke voornaamwoorden

ik

jij

hij

zij

het

ich 

du

er

sie

es

onregelmatige werkwoorden

haben / sein

haben & sein

	haben	sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
volt. dlw.

haben

sein

habe

bin

hast

bist

hat

ist

haben

haben

sind

sind

seid

habt

haben, sein

	haben	sein
ich	habe	bin
du	hast	bist
er/sie/es	hat	ist
wir	haben	sind
ihr	habt	seid
sie/Sie	haben	sind

haben (tt)
du _____ wirklich schöne augen

Haben oder sein?(tt)
Wer _____ du?

Haben oder sein (tt)
Ich _______ das nicht gesehen.

Haben oder sein (tt)
Wann _____ ihr angekommen?

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd!

(FE)ESTTENTEN

(machen) ich...

(spielen) ihr ...

der -ein

omzetten bepaald lidwoord naar onbepaald lidwoord

Wat zijn de lidwoorden voor de 1e naamval mannelijk?

1. der/ ein
2. den/ einen
3. dem/ einem
4. das/ ein

Wat zijn de lidwoorden voor MEERVOUD 1e naamval:

1. der/ ein
2. die/ eine
3. das/ ein
4. die/ keine

Wat zijn de lidwoorden voor
ONZIJDIG 1e naamval:

1. der/ ein
2. die/ eine
3. das/ ein
4. die/ keine

bezittelijke voornaamwoorden

Welke Duitse bezittelijke voornaamwoorden ken je nu al?

(zijn) Vater
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?

Wat is het verschil tussen een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord?

De bezittelijke voornaamwoorden horen bij de:

1. EIN-GROEP
2. DER-GROEP

(jullie) Bücher (mv)
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?

Schrijf het volgende rangtelwoord volledig uit: 30.

8.

3.

zijn er nog vragen over deze les?

zijn er nog andere vragen?