V5 ww-spelling

Werkwoordspelling
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Voor een correcte werkwoordspelling moet je een belangrijke vraag stellen. Welke?

Slide 2 - Question ouverte

Hoe vind ik de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Question ouverte

Heb ik het sexy fokschaap nodig om de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct te spellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

De gids heeft ons door de grotten geleid.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Toen hij hoorde dat zijn moeder ziek was, is hij direct naar huis gegaan.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Een narcis is een bolgewas dat gemakkelijk verwildert.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Bij een kleine operatie wordt de patiënt plaatselijk verdoofd.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Het gebeurt vaak dat je je vroegere vrienden ontgroeit.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Welke drie opties heb je?

Slide 10 - Question ouverte

Gebruik je het sexy fokschaap als je de persoonsvorm verleden tijd correct wilt spellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Heb je het sexy fokschaap nodig als je de voltooide tijd correct wilt spellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Schrijf zoveel mogelijk voltooid deelwoorden op.

Slide 13 - Carte mentale

Wanneer eindigt een voltooid deelwoord op een 'd' en wanneer op een 't'?

Slide 14 - Question ouverte

Wat doe je als je het niet kunt horen, omdat zowel een 't' als een 'd' goed klinkt?

Slide 15 - Question ouverte





Let op! Soms lijkt een werkwoord op een voltooid deelwoord, maar dan is het de persoonsvorm.

Slide 16 - Diapositive

Sleep de werkwoorden naar de juiste vakjes. 
PV TT
VD
belooft
beloofd
gebeurt
veranderd
ontdooit
hervormd

Slide 17 - Question de remorquage

Volgende slide: 'In welke zinnen is het rode woord een voltooid deelwoord?'


Slide 18 - Diapositive

LET OP:

1. Ik heb een groene pen gebruikt.
2. Hij gebruikt altijd een groene pen.
3. Het gebeurt erg vaak.
4. Het is erg vaak gebeurd.
5. Hij heeft zijn auto verkocht.
6. Hij verkocht gisteren zijn auto.

Slide 19 - Diapositive

Schrijf zoveel mogelijk tegenwoordige deelwoorden (onvoltooide deelwoorden) op.

Slide 20 - Carte mentale

Bevat onderstaande zin een tegenwoordig deelwoord?
Het is verrassend dat het juist op dat moment gebeurde.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Bevat onderstaande zin een tegenwoordig deelwoord?
Zuchtend en kreunend maakten de leerlingen de toets werkwoordspelling.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Typ een kort herfstverhaaltje (150 woorden).
Let extra op je werkwoorden.

Slide 23 - Question ouverte

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 24 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 25 - Quiz

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant

Slide 27 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 28 - Quiz

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte

Slide 29 - Quiz

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt

Slide 30 - Quiz

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind

Slide 31 - Quiz

Welke drie dingen heb je geleerd tijdens deze les?

Slide 32 - Question ouverte

Welke dingen begrijp je nog niet?

Slide 33 - Question ouverte

Volgende les
Na de toetsweek
Programma: uiteenzetting en podcast
Meenemen: leesboek/laptop/schrift en pen

Slide 34 - Diapositive