ww-spelling_extra oefenen

Werkwoordspelling
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Voor een correcte werkwoordspelling moet je een belangrijke vraag stellen. Welke?

Slide 2 - Question ouverte

Hoe vind ik de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Question ouverte

Heb ik het sexy fokschaap nodig om de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct te spellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

De gids heeft ons door de grotten geleid.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Toen hij hoorde dat zijn moeder ziek was, is hij direct naar huis gegaan.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Een narcis is een bolgewas dat gemakkelijk verwildert.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Bij een kleine operatie wordt de patiënt plaatselijk verdoofd.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Het gebeurt vaak dat je je vroegere vrienden ontgroeit.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Welke drie opties heb je?

Slide 10 - Question ouverte

Heb je het sexy fokschaap nodig als je de verleden tijd correct wilt spellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Heb je het sexy fokschaap nodig als je de voltooide tijd correct wilt spellen?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Schrijf zoveel mogelijk voltooid deelwoorden op.

Slide 13 - Carte mentale

Wanneer eindigt een voltooid deelwoord op een 'd' en wanneer op een 't'?

Slide 14 - Question ouverte

Wat doe je als je het niet kunt horen, omdat zowel een 't' als een 'd' goed klinkt?

Slide 15 - Question ouverte





Let op! Soms lijkt een werkwoord op een voltooid deelwoord, maar dan is het de persoonsvorm.

Slide 16 - Diapositive

Sleep de werkwoorden naar de juiste vakjes. 
PV TT
VD
belooft
beloofd
gebeurt
veranderd
ontdooit
hervormd

Slide 17 - Question de remorquage

Volgende slide: 'In welke zinnen is het rode woord een voltooid deelwoord?'


Slide 18 - Diapositive



1. Ik heb een groene pen gebruikt.
2. Hij gebruikt altijd een groene pen.
3. Het gebeurt erg vaak.
4. Het is erg vaak gebeurd.
5. Hij heeft zijn auto verkocht.
6. Hij verkocht gisteren zijn auto.

Slide 19 - Diapositive

Schrijf zoveel mogelijk tegenwoordige deelwoorden (onvoltooide deelwoorden) op.

Slide 20 - Carte mentale

Bevat onderstaande zin een tegenwoordig deelwoord?
Het is verrassend dat het juist op dat moment gebeurde.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Bevat onderstaande zin een tegenwoordig deelwoord?
Zuchtend en kreunend maakten de leerlingen de toets werkwoordspelling.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 23 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 24 - Quiz

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 25 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant

Slide 26 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 27 - Quiz

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte

Slide 28 - Quiz

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt

Slide 29 - Quiz

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind

Slide 30 - Quiz

Welke drie dingen heb je geleerd tijdens deze les?

Slide 31 - Question ouverte

Welke dingen begrijp je nog niet?

Slide 32 - Question ouverte

Week 37

Slide 33 - Diapositive


Welk nieuws was er afgelopen week over het coronavaccin?
A
Er is een veilig vaccin helemaal klaar
B
Nederland heeft nog geen goed vaccin gekocht
C
De tests zijn gestopt vanwege ernstige bijwerkingen
D
Het vaccin wordt verplicht voor alle Nederlanders

Slide 34 - Quiz


Welke pagina's zijn door Facebook verwijderd?
A
Pagina's tegen Zwarte Piet
B
Pagina's voor Zwarte Piet
C
Pagina's voor coronamaatregelen
D
Pagina's tegen coronamaatregelen

Slide 35 - Quiz


Welke politicus werd door de rechter veroordeeld voor groepsbelediging?
A
Thierry Baudet
B
Mark Rutte
C
Geert Wilders
D
Hugo de Jonge

Slide 36 - Quiz


Welke oproep deed de GGD-voorzitter?
A
Leraren moeten voorrang krijgen bij coronatests
B
Test je niet zonder klachten
C
De coronatest moet voortaan thuis gebeuren
D
Alle Nederlanders moeten zich laten testen

Slide 37 - Quiz


Waarom speelde het Nederlands elftal tegen Polen en Italië?
A
Dit waren vriendschappelijke wedstrijden
B
Er werden EK-wedstrijden ingehaald
C
Wedstrijden voor de Nations League
D
Er werden WK-wedstrijden ingehaald

Slide 38 - Quiz


Welke rapper verwijderde zijn Twitter-account na kritiek op oude tweets?
A
Boef
B
Akwasi
C
Typhoon
D
Lange Frans

Slide 39 - Quiz


Hoeveel verdienen middelbare scholieren gemiddeld per maand (zakgeld, kleedgeld en baantjes)?
A
47 euro
B
97 euro
C
147 euro
D
197 euro

Slide 40 - Quiz


In welke Engelse stad vielen doden en gewonden bij mesaanvallen?
A
Manchester
B
Liverpool
C
Bristol
D
Birmingham

Slide 41 - Quiz


Wat moeten Chinezen volgens president Xi Jinping doen?
A
Geen boertjes meer laten
B
Hun bord leegeten
C
Iedere ochtend tandenpoetsen
D
De krant lezen

Slide 42 - Quiz


Wat gebeurt er met de Gouden Koets?
A
De koets gaat naar een museum
B
De koets gaat weer gebruikt worden door de Koninklijke Familie
C
De koets verkocht aan de hoogste bieder
D
De koets wordt gesloopt

Slide 43 - Quiz


Waar ligt het vluchtelingenkamp Moria, waar een grote brand uitbrak?
A
Italië
B
Turkije
C
Griekenland
D
Spanje

Slide 44 - Quiz


De oudste inwoner van Nederland is overleden. Op welke leeftijd?
A
111 jaar
B
112 jaar
C
113 jaar
D
114 jaar

Slide 45 - Quiz