Quiz jaar 2

Eindjaarsquiz Leerjaar 2
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Eindjaarsquiz Leerjaar 2

Slide 1 - Diapositive

In welke bloedsomloop wordt zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop

Slide 2 - Quiz

Hoe noem je de omgeving van een organisme?
A
milieu
B
ecologie
C
voedselrelatie

Slide 3 - Quiz

Wie eten stoffen die door planten gemaakt zijn?
A
producent
B
consument
C
reducent

Slide 4 - Quiz

Tot welke groep horen bacteriën en schimmels?
A
producent
B
consument
C
reducent

Slide 5 - Quiz

Welk organisme heeft een nadeel bij parasitisme?
A
gastheer
B
parasiet

Slide 6 - Quiz

Gezonde voeding...
A
bevat vooral eiwitten
B
is vooral gevarieerd
C
bevat vooral granen
D
bevat geen vet

Slide 7 - Quiz

Uitputting is het opmaken van de voorraden van de aarde.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Fossiele brandstoffen veroorzaken geen milieuvervuiling en de energiebron raakt niet op.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Waar horen pissebedden bij?
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten
D
afvaleters

Slide 10 - Quiz

Maak de voedselketen!

Slide 11 - Question de remorquage

Heeft een kleuter van 5 jaar secundaire geslachtskenmerken?

A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel beschermt tegen SOA's?
A
De pil
B
Het condoom
C
Pil en condoom
D
Geen van beide

Slide 13 - Quiz

Iemand die biseksueel is die...
A
Heeft beide primaire geslachtskenmerken
B
Valt op mannen en vrouwen
C
Heeft een ander geslacht dan gender
D
Heeft beide secundaire geslachtskenmerken

Slide 14 - Quiz

Wat is 'coitus interruptus'?
A
uitrekenen wanneer ongeveer je eisprong is, zodat je zwangerschap kunt regelen.
B
de man trekt de penis uit de vagina van de vrouw, voordat hij klaarkomt.
C
Als een vrouw zwanger is, en de baby niet wil houden is dit een oplossing.
D
als een bevruchte eicel zich innestelt in de baarmoederwand.

Slide 15 - Quiz

Hoe noemen we een stof waarmee we een andere stof kunnen aantonen?
A
Aantoner
B
Teststaal
C
Indicator
D
Jodium

Slide 16 - Quiz

Voedingsmiddelen zijn...
A
eten
B
drinken
C
het dagelijkse patroon van eten en drinken
D
alles wat je eet en drinkt

Slide 17 - Quiz

Is voedingsvezel een voedingsstof?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Is brood een dierlijk voedingsmiddel?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Hoe loopt de grote bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 20 - Quiz


nummer 10
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 21 - Quiz


nummer 2?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 22 - Quiz


nr. 5
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 23 - Quiz

Hoe stroomt het bloed in je slagaders
A
Naar je hart toe
B
Van je hart af

Slide 24 - Quiz

Ademen door de neus is beter dan ademen door de mond waarom?
A
de lucht wordt vochtig en warm gemaakt
B
de lucht wordt gezuiverd van stof en ziekteverwekkers
C
de lucht wordt gekeurd
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 25 - Quiz

Waar vindt verbranding plaats?
A
In de longen
B
In de spiercellen
C
In de maag
D
In alle cellen

Slide 26 - Quiz

Bij ....1.... van glucose in de cellen wordt ...2.... gebruikt
vul de juiste woorden in:
A
1 oplossing; 2 koolstofdioxide
B
1 koolstofdioxide 2 verbranding
C
1 verbranding 2 zuurstof
D
1 zuurstof 2 oplossing

Slide 27 - Quiz

Waar is verbranding voor nodig?
A
Cellen laten bewegen, lichaam warm houden
B
Energie en zuurstof maken

Slide 28 - Quiz

Het verwijderen van afvalstoffen is de taak van het ...
A
verteringsstelsel
B
spierstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
uitscheidingsstelsel

Slide 29 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van rode bloedcellen?
A
zuurstof vervoeren
B
afvalstoffen vervoeren
C
wondjes dichtmaken
D
etter of pus maken

Slide 30 - Quiz


A
1. slagader 2. haarvat 3. ader
B
1. aorta 2. haarvat 3. ader
C
1. ader 2. haarvat 3. slagader
D
1. ader 2. haarvat 3. ader

Slide 31 - Quiz

Wat is het verschil tussen een ader en een slagader?
A
Een slagader heeft kleppen en een sterke wand
B
Een ader gaat van het hart af naar het lichaam
C
Een slagader gaat met veel zuurstof naar het hart toe.
D
Aders hebben kleppen en een slappere wand

Slide 32 - Quiz

Uit hoeveel ruimtes
bestaat het hart?
A
1 boezem en 2 kamers
B
2 boezems in 1 kamer
C
2 boezems en 2 kamers
D
1 boezem en 1 kamer

Slide 33 - Quiz

de aorta komt van ....
A
de linkerkamer
B
rechterkamer
C
linkerboezem
D
rechterboezem

Slide 34 - Quiz

Hoe noemen we de grootste ader?
A
Holle ader
B
Grote ader
C
Aorta
D
Longader

Slide 35 - Quiz

Welke wand is het dikst ? De wand van de ...
A
linker boezem
B
linker kamer
C
rechter boezem
D
rechter kamer

Slide 36 - Quiz