Signaalwoorden - tekstverbanden01

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2,3

Nederlands

Lezen

Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de signaalwoorden. (Let op!)

1. Opsommend tekstverband

2. Toelichtend tekstverband (voorbeeld)

3. Chronologisch tekstverband

4. Tegenstellend tekstverband

Opsommend verband

In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Toelichtend verband

In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Chronologisch verband

Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 

Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Tegenstellend verband

Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander tablet.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Noem vier tekstverbanden

Welke signaalwoorden voor het opsommend verband ken je?

Welke signaalwoorden voor het toelichtend verband ken je?

Welke signaalwoorden voor het chronologisch verband ken je?

Welke signaalwoorden voor het tegenstellend verband ken je?

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor......

1. Opsommend verband
2. Toelichtend verband
3. Chronologisch verband
4. Tegenstellend verband

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.
Toen is een signaalwoord voor....

1. Opsommend verband
2. Chronologisch verband
3. Tegenstellend verband
4. Toelichtend verband

Ook het twee lesuur had ik best kunnen missen. Ook is een signaalwoord voor een....

1. Opsommend verband
2. Tegenstellend verband
3. Toelichtend verband
4. Chronologisch verband

Denk aan, zo en zoals zijn signaalwoorden voor....

1. Opsommend verband
2. Toelichtend verband
3. Tegenstellend verband
4. Chronologisch verband