3v - di130224

Bonjour!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Interroger
  • Grammaire 
  • Au travail
  • Les devoirs

  • But: een zin kunnen verkorten d.m.v. een persoonlijk vnw

Slide 2 - Diapositive

Interroger
  1. de regio
  2. het seizoen
  3. de vrouw
  4. noemen, bellen
  5. de vrije tijd
  6. zoet
  7. le retraité
  8. déguster

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Grammaire - pers. vnw als lijdend voorwerp
Wij vinden het boek erg spannend. 
Hoe vinden jullie het boek? 

  • Wij vinden het erg spannend
  • Hoe vinden jullie het? 

Slide 5 - Diapositive

Grammaire - pers. vnw als lijdend voorwerp
In het Frans kun je het lijdend voorwerp vervangen door le/la/l'/les 

Le mannelijk enkelvoud
La vrouwelijk enkelvoud
L' klinkerbotsing/stomme H
Les meervoud

Nous aimons le livre -> Nous l'aimons

Slide 6 - Diapositive

Grammaire - pers. vnw als lijdend voorwerp
In het Frans kun je het lijdend voorwerp vervangen door le/la/l'/les 

Le mannelijk enkelvoud
La vrouwelijk enkelvoud
L' klinkerbotsing/stomme H
Les meervoud

Slide 7 - Diapositive

Grammaire - pers. vnw als lijdend voorwerp
Plaats: vóór de persoonsvorm 

Nous cherchons la réponse
Nous cherchons la réponse
Nous la cherchons 

Slide 8 - Diapositive

Grammaire - pers. vnw als lijdend voorwerp
Maar vóór het hele werkwoord als er een heel werkwoord in de zin staat.

Nous allons chercher la réponse
Nous allons chercher la réponse
Nous allons la chercher

Slide 9 - Diapositive

Grammaire - pers. vnw als lijdend voorwerp
Stappenplan: 

1. Zoek het lijdend voorwerp
2. Kies uit le/la/l'/les
3. Zet het woord vóór de persoonsvorm
4. Bij een heel werkwoord: vóór het hele werkwoord

Slide 10 - Diapositive

Grammaire - pers. vnw als lijdend voorwerp
  1. Je regarde un film -> je le regarde
  2. Nous allons visiter notre tante. -> nous allons la visiter
  3. Qui a mangé une pomme? -> Qui l'a mangé?
  4.  Elles ont cherché le livre. -> Elles l'ont cherché
  5. Elles vont chercher la guitare. -> Elles vont la chercher

Slide 11 - Diapositive

Au travail
Ex. 29, 30, 32a

Fini? 
Werken aan proeftoets? 
timer
14:00

Slide 12 - Diapositive

Corriger ex. 29a
  1. Ik ontmoet hem
  2.  Jij bekijkt haar
  3. Hij lijst ze

Slide 13 - Diapositive

Corriger ex. 29c
  1. cette ville = vrl. ev. 
  2. le bus = mnl. ev. 
  3. la cuisine française = vrl. ev. 
  4. les olives niçoises = vrl. ev. 
  5. le guide Michelin = mnl. ev.

Slide 14 - Diapositive

Corriger ex. 29d
  1. la
  2. le
  3. l'
  4. les
  5. le

Slide 15 - Diapositive

Corriger ex. 30c
  1. A
  2. B
  3. A

Slide 16 - Diapositive

Corriger ex. 30d
  1. Je veux le visiter demain
  2. Je les ai déjà achetés hier. 
  3. Je le visite souvent. 
  4. On va les regarder ensemble. 
  5. On va le prendre à dix heures. 

Slide 17 - Diapositive

Corriger ex. 32
  1. les chips
  2. le portable
  3. l'argent
  4. le magazine
  5. le gâteau

Slide 18 - Diapositive

Au travail
Werken aan herhalingshoofdstuk (page 131)
Exercice 1abc, 2abc, 4abc, 5abc

Slide 19 - Diapositive

Les devoirs
Vendredi le 15 février

Apprendre: blokje F nf/fn (chapitre 3)
Faire: herhalingshoofdstuk page 131
Exercice 1abc, 2abc, 4abc, 5abc



Slide 20 - Diapositive