NN6 - HV1 - Vuurwerkverbod - betoog schrijven

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen

- Lezen hoofdstuk 1

Hallo!

Vandaag:

- Lees en begrijp de tekst

- Bespreek in tweetallen

- Schrijf je tekst + lever in (hw)

- Afsluiten

Leerdoelen:

- Ik lees over het vuurwerkverbod en vorm daar een mening over. 

- Ik schrijf mijn mening over het  vuurwerkverbod op en gebruik daarbij informatie uit de gelezen tekst.

Huiswerk voor vandaag:

- --

Aan de slag!

Lees de tekst helemaal door.

Noteer de deelonderwerpen in de kantlijn.

Onderstreep wat je belangrijk vindt/ waarover je wilt schrijven.

Klaar?

Maak de samenvatting van de tekst - lees hiervoor de opdracht onderaan goed. Samenvatting af? Maak alvast de opdracht!

Je mag nu even niet praten en ook geen vragen stellen.

Hoe vat je samen?

De samenvatting

• Vat alleen de hoofdzaken samen.
• Haal uit elke alinea de belangrijkste informatie.
• Voeg deze informatie samen tot 3-4 zinnen.
• Maak goedlopende zinnen.
• Geef GEEN (of zo weinig mogelijk) uitleg.
• Maak er geen bla-bla-verhaaltje van, maar wees zakelijk.

Hoofd- en bijzaken

• Hoofdzaken: de belangrijke zaken uit de tekst

• Die moeten in je samenvatting komen!

Wat zijn dan bijzaken?

De minder belangrijke zaken uit de tekst

• Voorbeelden
• Details

Deze laat je weg in je samenvatting!

Schrijven maar!

• Maak nette zinnen.
• Zorg dat je de zinnen niet te lang maakt.
• Zorg dat de zinnen met elkaar te maken hebben.
• Gebruik bijvoorbeeld signaalwoorden (want, omdat, dus) 

Voorbeeld v/e samenvatting:

Aan de slag!

* Maak de opdracht.

* Fluisteren mag nu niet.

* Let op dat je je goed aan de opdracht houdt.

Klaar? 

Lees uit je leesboek.

Boek uit? Maak fictieopdracht 1.

Werk rustig veder:

* Maak de opdracht.

* Fluisteren mag nu niet.

* Let op dat je je goed aan de opdracht houdt.

Klaar? 

Lever de opdracht in via It's

Lees uit je leesboek.

Boek uit? Maak fictieopdracht 1.

Tussentijdse evaluatie

• Waar kun jij een ander mee helpen?
• Waar heb je hulp bij nodig?
• Hoe ver kun jij deze les komen?

Dit vond ik leuk:

Dit vond ik lastig:

Dit ga ik nooit meer vergeten: