Waarschijnlijkheid, betrouwbaarheid en validiteit

Waarschijnlijkheid, betrouwbaarheid en validiteit
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Waarschijnlijkheid, betrouwbaarheid en validiteit

Slide 1 - Diapositive

Waarschijnlijkheid
Als twee groepen getest worden, één met medicijn, één zonder, zal er een verschil in de gemiddelde gemeten waarde tussen de twee groepen waargenomen worden. Bij een klein verschil is het waarschijnlijk toeval dat er een verschil gemeten wordt. 
In een statistische toets wordt dit weergegeven met een p-waarde: lage p-waarde betekent de kans dat er geen verschil is tussen de groepen is klein, verschil is significant.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

P-waarde
  • P-waarde van 0,05 standaard: de kans is minder dan 5% dat het gemeten verschil op toeval berust;
  • De verschillen in het gemiddelde van de groepen wordt veroorzaakt door het gebruik van het medicijn.
  • P-waarde van 0,05 of lager: er is een significant verschil tussen de onderzochte groepen.

Slide 4 - Diapositive

betrouwbaar onderzoek
In de context van een onderzoek heeft het begrip betrouwbaarheid (Engels: reliability) betrekking op de manier van meten. Een betrouwbare meetmethode leidt tot accurate uitkomsten en kenmerkt zich vaak ook door een redelijke verdeling van de meetresultaten.  

Slide 5 - Diapositive

Om de betrouwbaarheid van je onderzoek te bepalen beantwoord je de vraag: “Als ik hetzelfde nog een keer zo zou onderzoeken en de omstandigheden zijn niet veranderd, krijg ik dan dezelfde uitslag?” Een betrouwbaar onderzoek is dus reproduceerbaar.  

Slide 6 - Diapositive

valide onderzoek
Validiteit (validity) betekent dat je daadwerkelijk het verschijnsel meet dat je beoogt te meten. Wanneer je bijvoorbeeld een fenomeen als ‘vertrouwen’ wilt meten, zul je moeten nagaan of het instrument dat je daarvoor wilt gebruiken, ook echt geschikt is voor dat doel.

Slide 7 - Diapositive

Om de validiteit van je onderzoek vast te stellen geef je antwoord op de vraag: “Is de manier waarop ik mijn onderzoek in de praktijk heb uitgevoerd, ook werkelijk de beste manier om mijn hoofd- en deelvragen te beantwoorden?”

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

voorbeeld 1
Een onderzoekster wil weten hoe vaak mensen rommel op straat gooien en benadert daartoe op een drukke zaterdagmiddag in een winkelcentrum rechtstreeks een aantal respondenten met de vraag of zij zich hieraan weleens schuldig maken. De vraag leidt telkens tot hetzelfde antwoord: de overgrote meerderheid van de respondenten zegt dit niet te doen.

Slide 10 - Diapositive

Dit onderzoek is :
A
betrouwbaar en valide
B
betrouwbaar maar niet valide
C
niet valide en niet betrouwbaar
D
wel valide maar niet betrouwbaar

Slide 11 - Quiz

uitleg
De respondenten hebben slechts sociaal wenselijke antwoorden gegeven toen hun op de man af werd gevraagd of zij weleens rommel op straat gooiden. De kans is groot dat de enquête, wanneer ze werd herhaald, opnieuw tot dezelfde resultaten zou leiden; in die zin is het een betrouwbaar instrument. Maar het onderzoek is niet valide, omdat het geen antwoord geeft op de gestelde onderzoeksvraag.

Slide 12 - Diapositive

voorbeeld 2
 Op de afdeling Neonatologie van een ziekenhuis meet men de lichaamstemperatuur van pasgeboren baby’s. Daarbij wordt gebruikgemaakt van vijf oude thermometers, die een afwijking hebben tot twee graden Celsius gemiddeld.

Slide 13 - Diapositive

Dit onderzoek is :
A
betrouwbaar en valide
B
betrouwbaar maar niet valide
C
niet valide en niet betrouwbaar
D
wel valide maar niet betrouwbaar

Slide 14 - Quiz

uitleg
In dat geval is het meetinstrument niet betrouwbaar en kan het ziekenhuis beter andere thermometers kopen. De uitslagen zullen bij herhaling wel telkens rond een verwachte waarde bewegen (van twee graden onder de werkelijke temperatuur tot twee graden erboven), maar de uitslagen zijn niet betrouwbaar genoeg om er uitspraken op te baseren.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive