Thema 1 Vrije tijd H 3 tt en vt Les 1

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Thema Vrije tijd

H 3 Taalverzorging

TT en ,VT

Les 1

Wat gaan we deze les doen?

• Terugblik 
• Theorie ott en ovt
• Aan de slag met de opdrachten 1 t/m 5 en 8 t/m 11
• Afsluiting: running dictee

Leerdoelen

Aan het einde van de les weet je weer:

• hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijft;
• hoe je werkwoorden in de verleden tijd schrijft

Terugblik

• Hoofdletters en leestekens

De tegenwoordige tijd

Wat is een werkwoord?

Werkwoorden

Werkwoorden geven heel duidelijk informatie over de activiteit die iemand aan het doen is.

 fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen, rennen, vallen...

Toch zijn niet alle werkwoorden even goed herkenbaar, dit zijn ook werkwoorden maar geven geen duidelijke activiteit weer.

    gaan, twijfelen, bedenken, beheersen, zijn, hebben

Werkwoord

PV?

Tegenwoordige tijd

Alles wat NU gebeurt...

Afkorting: TT

1. Ik vorm 
2. Ik- vorm + T
3. Hele werkwoord

Leren	TT	VT
Ik	vind
Jij/ je/ u	vind + T
Hij/ zij	vind + T
Wij	vinden
Jullie	vinden
Zij	vinden

Jij ................(verbranden) je altijd zo snel.

1. verbrand
2. verbrandt

Hij .................... een oude Renault.

1. erfd
2. erft

Het ...............(regenen)
de laatste tijd erg vaak.

1. regend
2. regent

De verleden tijd

Goed of fout?

Als de laatste letter van de ik-vorm in het TaXiKoFSCHIP staat, schrijf je TE(N)

1. Goed
2. Fout

Goed of fout?

De klinkers tellen mee in het TaXiKoFSCHiP?

1. Goed
2. Fout

Werkwoord

PV?

TaXiKoFSCHiP

TaXiKoFSCHiP

TaXiKoFSCHiP

Verleden tijd

Alles wat IS gebeurd...

Afkorting: VT

1. Sterk of zwak?
2. Zwak - ik vorm
3. TaXiKoFSCHiP
4. Ik-vorm + te(n)/ de(n)

Leren	TT	VT
Ik	Leer	Leerde
Jij/ je/ u	Leer + T	Leerde
Hij/ zij	Leer + T	Leerde
Wij	Leren	Leerden
Jullie	Leren	Leerden
Zij	Leren	Leerden

De teamleider (branden) zijn vingers aan het lasapparaat vorige week.

1. brande
2. brandde
3. brandden
4. branden

Gisteren (raden) wij het antwoord.

1. raden
2. raaden
3. raadden

Sterk werkwoord

Zwak werkwoord

Zingen

Klappen

Lopen

Reizen

Fietsen

Kijken

Lezen

Spelen

Verleden tijd: welke vorm is goed?

De jongen ----- (spelen) met de bal.

1. speelt
2. speelte
3. speelde
4. gespeelde

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk

1. lifte
2. liften
3. liftte
4. liftten

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap

1. dode
2. doden
3. doodde
4. doodden

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos

1. grenste
2. grensten
3. grensde
4. grensden

Aan de slag

Startpagina -> Starttaal 2F Studiereader

Ga naar: Thema 1 Vrije tijd

Hoofdstuk 3 Taalverzorging

Maak opdracht: 1 tm 4  en 8 t/m 11 

Running dictee

Aan de slag

Startpagina -> Starttaal 2F Studiereader

Ga naar: Thema 1 Vrije tijd

Hoofdstuk 3 Taalverzorging

Maak opdracht: 1 tm 3  en 8 t/m 10 

Tot volgende week!

Even samenvatten

Mogelijke doelen om te presenteren:
informeren, instrueren, overtuigen of overhalen

Mogelijke middelen om spreekdoel te bereiken:

PowerPoint, Prezi, een whiteboard, flapover, etc.

Dus PowerPoint is ter ondersteuning van jouw presentatie!