warmte hoofdstuk 5

Warmte hst 5 
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
naskMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Warmte hst 5 

Slide 1 - Diapositive

les 1 warmtebronnen
programma
aan het einde van de les weet je:
  • wat warmte is 
  • wat chemische energie is
  • het verschil tussen warmte en temperatuur
  • welke soort warmtebronnen er zijn
  • hw leren en afmaken 5.1
  • inhalen/herkansen afspraken!!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Het verschil tussen warmte en temperatuur
  • Warmte is een vorm van Energie
  • Temperatuur is niet hetzelfde als warmte
  • Door warmte toe te voegen (=verhitten) of juist warmte weg te halen (=koelen) kun je de temperatuur van voorwerpen/stoffen  veranderen

Slide 4 - Diapositive

warmtebronnen die op chemische Energie werken:
  • brandstoffen bevatten chemische Energie, want verbranden is een chemische reactie (de brandstof verandert in andere stoffen= chemie).
  • bij verbranden gebeurt dit: 
    chemische Energie---> warmte Energie
  • voorbeelden van warmtebronnen die werken op chemische energie:
     - koken op aargas,
    - een houtvuurtje,
    - een barbecue die op briketten of kolen werkt (NOEM ALTIJD DE BRANDSTOF ERBIJ!!!)

Slide 5 - Diapositive

warmtebronnen die op elektrische Energie werken:
  • Er zijn veel elektrische apparaten die  elektrische  Energie kunnen omzetten in  warmte Energie dus: elektrische Energie ---> warmte Energie
  • voorbeelden van warmtebronnen die werken op elektrische  energie:
     - koken met elektrisch fornuis, (noem elektisch erbij in dit geval!!!)
    - een strijkijzer,
    - een barbecue die op elektriciteit  werkt, (noem elektisch erbij)
    - een broodrooster enz. 

Slide 6 - Diapositive

water verwarmen
  1. je verbrandt aardgas
  2. de pan wordt warm
  3. de pan geeft de warmte door aan het water
  4. het water warmt op
  5. meer water opwarmen duurt langer, kost meer Energie

Slide 7 - Diapositive

maak nu zelfstandig paragraaf 5.1
timer
10:00

Slide 8 - Diapositive

5.1 en 5.2
  • bespreken hw en verbeteren
  • uitleg c.v. installatie
  • hw: leren 5.1 en 5.2 en maken t/m 25 

Slide 9 - Diapositive




  • is er te weinig zuurstof dan ontstaat er ook koolstofmonoxide
  • koolstofmonoxide is dodelijk
5.2 verbranding in cv ketel: er moet genoeg zuurstof zijn 
Goed= er is voldoende zuurstof: 

  • aardgas+ zuurstof--> koolstofdioxide + waterdamp
  • je ziet een blauwe vlam
Fout= er is onvoldoende zuurstof: 
  • aardgas + zuurstof--> waterdamp+ koolstofmonoxide + roet
  • je ziet een gele vlam
  • koolstofmonoxide is een dodelijk, zwaar, kleurloos en geurloos gas

Slide 10 - Diapositive

5.2 aardgas verbranden: de centrale verwarming
- In cv ketel wordt aardgas verbrand
- warme verbrandingsgassen verhitten de warmtewisselaar
- het water in de warmtewisselaar wordt warm 
- warm water stroomt (van beneden naar boven)
- daarom pomp nodig als cv op zolder staat

Slide 11 - Diapositive

 hw: leren 5.1 en 5.2 en maken t/m 25
timer
10:00

Slide 12 - Diapositive

programma 28 jan 
  • demoproef
  • in stilte verder werken met 26 t/m 34 (10 minuten)
  • vragen?
  • uitleg par 3 
  • maken t/m 34

Slide 13 - Diapositive

aan het einde van deze les weet je:
  • wat de brandvoorwaarden zijn
  • wat de reactieverschijnselen zijn bij brand

Slide 14 - Diapositive

Welke voorwaarden zijn er nodig om brand te krijgen

Slide 15 - Question ouverte

verbrandingsdriehoek

Slide 16 - Diapositive

blussen




1. afkoelen tot onder ontbrandingstemperatuur
2. zuurstof weghalen
3. brandstof weghalen

Slide 17 - Diapositive

par 5.3 brand
  1.  demoproef:gummibeer met kaliumchromaat (terwijl ik voorbereid beginnen jullie aan onderdeel 2)
  2. afmaken en bespreken par 5.3
  3. t/m 50 + 53 t/m 60
  4. aanvang 5.4 geleiding
programma 4 februari

Slide 18 - Diapositive

Transport van Warmte
warmte verspreid zich van een hoge temperatuur naar een lage temperatuur= warmtestransport

- Geleiding
- Stroming
- Straling

Slide 19 - Diapositive

programma 7 feb
  • inhaalafspraken?
  • vervolg uitleg geleiding
  • bespreken moeilijke opd t/m 60
  • intro stroming
  • hw: leren t/m 5.5 en maken t/m 76

Slide 20 - Diapositive

Warmte transport Staal: goede warmtegeleider

Kunstof: isolator, slechte warmtegeleider

Warmte transport via geleiding Voorwaarde:
Er moet contact zijn tussen de stof die warmte opneemt en de stof die warmte opneemt.



  • Warmtegeleider: neemt makkelijk warmte op maar geeft het ook snel door (b.v. metaal)
  • Warmte-isolator: geeft niet makkelijk warmte door. (b.v. hout of kurk)
  • Isoleren = warmtetransport tegengaan.
  • Dit lukt goed met een laagje stilstaande lucht of een vacuum b.v. dekbed, thermoskan, dubbelglas.

Slide 21 - Diapositive

programma 11 februari 

- practicum
- hw afmaken par 5 is hw voor vrijdag
  • programma 14 februari
  • afmaken practicum warmte (5 minuten)
  • theorie stroming en straling
  • nakijken hw en bespreken  moeilijke opdrachten
  • hw voor a.s. dinsdag maken t/m 85 en 89 t/m 102

Slide 22 - Diapositive

warmtetransport via stroming
  • gassen en vloeistof kunnen warmte transporteren(=vervoeren) via stroming
  • als stoffen opwarmen zetten ze uit waardoor de dichtheid kleiner wordt.
  • daarom stijgen warme gassen en vloeistoffen op en dalen koude gassen en vloeistoffen

Slide 23 - Diapositive

Stroming
beweging van lucht door warmte: convectie

Slide 24 - Diapositive

warmtetransport via straling
  • warmtestraling = infraroodstraling of i.r.
  • voor warmtetransport via straling is géén tussenstof nodig
  • donkere en doffe voorwerpen nemen makkelijk i.r. op en worden warmer
  • glimmende en lichte voorwerpen weerkaatsen veel i.r. straling

Slide 25 - Diapositive

programma
  • afronden paragraaf 5.5 en 5.6
  • demo proef
  • hw leren hst 5 en maken test jezelf (blz 43) t/m opgave 18

Slide 26 - Diapositive

Warmteverlies
Door gaten, kieren en openstaande deuren en ramen
verdwijnt warmte via stroming.

Door muren, dichte ramen en deuren
gaat warmte door geleiding naar buiten.

Warmteverlies gaat door straling door al het glas.

Slide 27 - Diapositive

programma  3 maart
  • toets hst 5 op 6 maart 
  • vragen over test jezelf?
  • bespreken test jezelf
  • afmaken practicumdossier?
  • oefenquiz?

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

je donzen dekbed voorkomt dat jij warmte verlies via
A
straling
B
geleiding
C
stroming

Slide 30 - Quiz

Wat koelt het snelste af?
1 L warm water in
A
in een metalen pan met een groot oppervlakte
B
in een metalen diepe pan met een klein oppervlakte
C
in een glazen schaal met een groot oppervlakte
D
in een diepe glazen schaal met een klein oppervlakte

Slide 31 - Quiz

In de centrale verwarming zit water, dat zorgt dat er warmtetransport is door
A
geleiding
B
stroming
C
straling

Slide 32 - Quiz

welke manier van warmtetransport merk je vooral als je hand boven een vlam is?
A
geleiding
B
stroming
C
straling

Slide 33 - Quiz

Welke vorm van warmtetransport gebruikt de zon om de aarde te verwarmen?
A
geleiding
B
stroming
C
straling

Slide 34 - Quiz

welke manier van warmtetransport merk je als je vingers vlak naast een vlam zijn?
A
geleiding
B
stroming
C
straling

Slide 35 - Quiz

Er is contact tussen twee vaste stoffen. De warmte gaat van de ene vaste stof naar de andere vaste stof.
Welke warmteoverdracht bedoelen we hier?
A
straling
B
stroming
C
geleiding

Slide 36 - Quiz

Als aardgas niet volledig verbrandt, ontstaat er een giftige stof.
welke stof is dit?
A
koolstofdioxide
B
kalkwater
C
roet
D
koolstofmonoxide

Slide 37 - Quiz

Wat is de brandstof in een cv-ketel?
A
Aardgas
B
houtskool
C
hout
D
water

Slide 38 - Quiz

Waar mee kun je koolstofdioxide aantonen
A
kalkwater
B
kopersulfaat
C
gloeiende houtspaander

Slide 39 - Quiz

Wat is het gevaar van koolstofmonoxide
A
giftig
B
het is niet gevaarlijk
C
je ziet het niet
D
je ruikt het niet

Slide 40 - Quiz

als je graag wilt dat de radiator zoveel mogelijk warmte uitstraalt kan die het beste:
A
wit en glimmend geverfd worden
B
wit en dof geverfd worden
C
zwart en glimmend geverfd worden
D
zwart en dof geverfd worden

Slide 41 - Quiz

Als je een brand blust met water, dan dooft het vuur omdat:
A
je de zuurstof weg haalt
B
je de brandstof weg haalt
C
water een niet brandbaar laagje over je huis legt
D
je afkoelt tot onder de ontbrandingstemperatuur

Slide 42 - Quiz

Om een brand te blussen, heb je zuurstof nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quiz

Welke brand kan je beter niet met water blussen?
Geef meerdere antwoorden.
A
Vlam in de pan
B
Schoorsteenbrand
C
Benzinebrand
D
Brandend staalwol

Slide 44 - Quiz

Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht.
Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Temperatuur

Slide 45 - Quiz

Ik zet een potje over een brandende kaars. De kaars gaat uit. Welk onderdeel van de branddriehoek haal ik weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandings-temperatuur

Slide 46 - Quiz

Wat is geen voorwaarde van de branddriehoek?
A
Brandstof
B
Warmte
C
Lucht
D
Zuurstof

Slide 47 - Quiz

Ik blaas een kaars uit. Welk onderdeel van de branddriehoek haal ik hier weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandings-temperatuur

Slide 48 - Quiz