Spelling NN H4: aanhalingstekens

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Spelling H4

Doel

Aan het einde van de les heb je geleerd wanneer je de volgende leestekens gebruikt:

- Puntkomma;

- Leestekens bij citaat, directe en indirecte rede;

- Punt, vraagteken, komma, uitroepteken en dubbele punt.

 

Slide 3 - Diapositive

Puntkomma   ;

- Bij opsomming die uit langere delen bestaat.


Voorbeeld:

Je kunt bij ons huiswerkinstituut terecht wanneer je beter wilt leren plannen; wanneer je het moeilijk vindt om je te concentreren; wanneer je moeite hebt met sommige vakken en als je een achterstand wilt inhalen.

Slide 4 - Diapositive

Leestekens bij een citaat

- Citaat (directe rede): letterlijk de woorden weergeven die door iemand anders is gezegd

- Dubbele punt (:) gebruik je om een citaat aan te kondigen

- Citaat zet je tussen aanhalingstekens ('...')

Voorbeeld:

  • Anton zei: 'Morgen heb ik weer een wedstrijd.'
  • Jan vroeg: 'Wie is wel eens in Finland geweest?'

Slide 5 - Diapositive

vervolg citaat

- Als het citaat voorop staat gebruik je géén dubbele punt, maar wel aanhalingstekens.

Voorbeeld:

  • 'Morgen heb ik weer een wedstrijd', zei Anton.
  • 'Hebben we morgen weer een wedstrijd?' vroeg Anton.

Let op: na een vraag- of uitroepteken bij een citaat hoef je geen punt of komma gebruiken. 

Slide 6 - Diapositive

Extra voorbeeldzinnen
Schrijf de zinnen over en voeg de aanhalingstekens in:

Hij riep ik ben morgen jarig
Ik hou niet van appeltaart zei ik.
Hebt u een klantenkaart?  vroeg de kassière.
Stilte!  riep de docent.
Hij dacht was ik maar klaar met die opdracht.

Slide 7 - Diapositive

Extra voorbeeldzinnen: antwoorden
Hij riep: "Ik ben morgen jarig!"
“Ik hou niet van appeltaart”, zei ik.
“Hebt u een klantenkaart?” vroeg de kassière.
“Stilte!” riep de docent.
Hij dacht: was ik maar klaar met die opdracht.

Slide 8 - Diapositive

Indirecte rede

- Als je iemands woorden in indirecte rede weergeeft, gebruik je geen aanhalingstekens.

Voorbeeld:

  •  Anton zei dat hij morgen weer een wedstrijd heeft.
  •  Jan vroeg aan de leerlingen wie van hen wel eens in Finland is geweest.

Slide 9 - Diapositive

Aan het werk..

  • Spelling hoofdstuk 4 (vanaf blz. 153)

         - Opdracht 1 t/m 6, 8 en 9

  •  Klaar? Lezen, leren of huiswerk maken! 
  • Werken op het OLC ( spelling H4 of website)

Slide 10 - Diapositive

Afsluiten
  • Wanneer gebruik je een puntkomma?
  • Geef een voorbeeld van directe rede
  • En een voorbeeld van indirecte rede
  • Wat weet je over de spellingswijze met aanhalingstekens?

 3e uur les in lokaal 15: werken aan je website

Slide 11 - Diapositive