Fouten met verwijswoorden

Onjuist verwijswoord
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Onjuist verwijswoord
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig

Slide 1 - Diapositive

Verwijswoord mannelijk: de
verwijs met:
hij, hem, zijn, z'n
Voordat de administratie de brief uitstuurt, controleert de directeur hem eerst.

Slide 2 - Diapositive

Verwijswoord vrouwelijk: de
verwijs met:
zij, ze, haar, d'r
De politie heeft haar taken goed uitgevoerd zondag op het Museumplein.

Slide 3 - Diapositive

Verwijswoord vrouwelijk: de
De-woorden met de uitgangen:
-heid (overheid), -nis (ergernis), -ing (vereniging), -st (kunst), -schap (wetenschap), -te (belofte), -de (liefde), -ie (commissie), 
-ij (brouwerij), -iek (muziek), -theek (mediatheek), -teit (kwaliteit), -uur (cultuur)

Slide 4 - Diapositive

Verwijswoord vrouwelijk: de
Vrouwelijke personen (secretaresse) 
en dieren (leeuwin)

Slide 5 - Diapositive

Verwijswoord onzijdig: het
Verwijs met:
het, zijn, z'n

Het openluchtbad heeft zijn deuren voorgoed gesloten.

Slide 6 - Diapositive

Verwijswoord onzijdig: het
Namen van landen, steden, cubs: NAC mist zijn aanhang
Verkleinwoorden: Het voetbalclubje heeft zijn beste jaren gehad.

Slide 7 - Diapositive

Die/deze of Dat/dit
Verwijs naar de-woorden met die en deze
een menigte die daar demonstreert
Verwijs naar het-woorden met dat en dit
een pand dat daar staat

Slide 8 - Diapositive

Hen/Hun
Gebruik hen:
Als het een lijdend voorwerp is: Ik wil hen graag spreken.
 Na een voorzetsel: Ik heb die bloemen naar hen opgestuurd.

Slide 9 - Diapositive

Hen/Hun
Gebruik hun:
Als het een meewerkend voorwerp is:
De juf geeft hun allemaal een voldoende

Slide 10 - Diapositive

Dat/Wat
Dat gebruik je als het verwijst naar een het-woord:

Het mooiste stuk dat hij opgevoerd heeft.
Ik sport met een mooi meisje dat jij ook kent.



Slide 11 - Diapositive

Dat/Wat
Gebruik het verwijswoord wat als het verwijst naar:
een overtreffende trap: het beste wat je kunt doen
een onbepaald voornaamwoord: alles wat ik weet
een hele zin: Jullie doen erg je best, wat mevrouw Koster heel fijn vindt


Slide 12 - Diapositive

Wie/Waar
Gebruik wie (+ vz) als je verwijst naar personen:
De docent naar wie jullie luisteren heet Katrijn.
Gebruik waar (+vz) als je verwijst naar zaken:
Het boek waarover mevrouw Koster vertelde

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo