NK, Kapitel 2, les 8, week 44

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1,2

Heute ist Donnerstag der 31. Oktober

Lernziel(e)

Deel 1:

Je kunt het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp, meewerkend en lijdend voorwerp in Duitse oefeningen herkennen en invullen. 

Programma:

*huiswerk nakijken

*grammatica van Kapitel 2

* zelfstandig werken

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Huiswerk nakijken

m. K2, Boek E->Aufg. 18 t/m 24

l. alle grammatica van K2

l. alle woorden van K2

Neue Grammatik!

De 1e, 3e en 4e naamval.

Hoe vind je :

1. onderwerp:  wie/wat + pv

3. meew.vw:     aan/voor wie + pv + ow

4. lijdend vw:   wie/wat + pv+ ow

Ontleden (net als in het Nederlands)

Ich habe meiner Mutter eine Zeitung gekauft

Ik heb voor mijn moeder een krant gekocht

[onderwerp]   [meew. vw]      [lijdend vw]

         1e                            3e                           4e

Download het ontleeddocument.

Dit document vind je bij SOM Jaarbijlagen in de Studiewijzer.

Start daarna met de opdrachten.

Dit geldt alleen voor H33 omdat H32 dit al heeft gemaakt!

Nederlandse zinnen

1. Ontleed zin 1 t/m 10

2. Zoek het onderwerp, lijdend vw. en

    meewerkend vw.

3. Let op, niet in elke zin staan alle 3 !!!

Duitse zinnen

1. Ontleed zin 1 t/m 10

2. Zoek het onderwerp, lijdend vw. en

    meewerkend vw.

3. Let op, niet in elke zin staan alle 3 !!!

Les 2

De 1e, 3e en 4e naamval.

Ontleden ja/nee?

Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken: 

stap 1: Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel (dit heb jij gedaan!) 

stap 2:  Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin: je zoekt onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Voorzetsels 3e + 4e naamval

stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin: je zoekt onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

• onderwerp: 1e naamval
  
• meewerkend voorwerp: 3e naamval
  
• lijdend voorwerp: 4e naamval
  

Doe altijd hetzelfde!

Staat er een voorzetsel?

Ja --> kies dan meteen de juiste naamval 

nee --> ga ontleden en vind de juiste naamval

Schrijf bovenstaande Grammatica in je schrift!

Dit geldt weer voor beide klassen!

Welke naamval hoort bij het lijdend voorwerp?

1. 1ste naamval
2. 2de naamval
3. 3de naamval
4. 4de naamval

Welke naamval hoort bij het meewerkend voorwerp?

1. 1ste naamval
2. 2de naamval
3. 3de naamval
4. 4de naamval

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

1. zin vragend maken
2. wie / wat + pv
3. wie / wat + onderwerp + gezegde
4. aan wie / voor wie

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

1. zin vragend maken
2. wie / wat + pv
3. wie / wat + onderwerp + gezegde
4. aan wie / voor wie

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?

1. zin vragend maken
2. wie / wat + pv
3. wie / wat + onderwerp + gezegde
4. aan wie / voor wie

Zelfstandig aan het werk = weektaak

1. m. oefenblad ontleden Nederlands + Duits ! alleen H33

2. m. K2, E-> Aufg. E->Aufg. 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24

3. l. Lernliste Niederländisch – Deutsch S.88

4. Lernliste Deutsch – Niederländisch S.89

Hausaufgaben

1. m. oefenblad ontleden Nederlands + Duits! alleen H33

2. m. K2, E Boek -> Aufg. E->Aufg. 25 t/m 29

     m. K2, Online G->Aufg. 40, 41, 42, 43, 44

3. l. Lernliste Niederländisch – Deutsch S.88

4. Lernliste Deutsch – Niederländisch S.89

Zelfstandig aan het werk = weektaak

1. Maak in je boek van Kapitel 1, E Grammatik -> 

    Aufg. 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23

2. Maak online van Kapitel 1, C Hören -> Aufg. 10 , 11

3. Leer de werkwoorden haben en sein in de VT

    Leer het werkwoord werden in de TT