H. Grammaire vouloir et pouvoir; exercices

Vouloir: willen
Pouvoir: kunnen/mogen
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vouloir: willen
Pouvoir: kunnen/mogen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Ik wil
jij wilt
Hij wil
Wij willen
jullie willen
u wilt
zij willen
... voulons
... voulez
tu veux
... veut
... veulent
je veux

Slide 3 - Question de remorquage

pouvoir betekent mogen en kunnen
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

ik wil een appel eten
A
Je veux manger une pomme
B
Je veut manger une pomme
C
Je peux manger une pomme
D
Je peut manger une pomme

Slide 5 - Quiz

U mag een broek kopen
A
Vous voulez acheter un pantalon
B
Vous voulez un pantalon acheter
C
Vous pouvez acheter un pantalon
D
Vous pouvez un pantalon acheter

Slide 6 - Quiz

wij kunnen
A
nous voulons
B
vous voulez
C
nous pouvons
D
vous pouvez

Slide 7 - Quiz

on veut
A
jij wilt
B
wij willen
C
zij wil
D
jullie willen

Slide 8 - Quiz

zij kan

Slide 9 - Question ouverte

jullie willen

Slide 10 - Question ouverte

zij kunnen

Slide 11 - Question ouverte

ik mag

Slide 12 - Question ouverte

jij wil

Slide 13 - Question ouverte

ik wil een zwembroek kopen

Slide 14 - Question ouverte

Jullie mogen boodschappen doen

Slide 15 - Question ouverte

Checklist:
- ik kan de werkwoorden pouvoir en vouloir vlot vervoegen
- ik kan de werkwoorden pouvoir en vouloir in een zin gebruiken 
- ik weet dat de woordvolgorde in het Frans anders is dan in het Nederlands

Slide 16 - Diapositive