Chapitre 3 - vouloir - pouvoir

Kunnen/mogen en willen

Pouvoir en vouloir zijn onregelmatig.
STAMPEN!!!!

Aan het eind van deze les, kunnen jullie ze vervoegen en in een zin gebruiken.
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Kunnen/mogen en willen

Pouvoir en vouloir zijn onregelmatig.
STAMPEN!!!!

Aan het eind van deze les, kunnen jullie ze vervoegen en in een zin gebruiken.

Slide 1 - Diapositive

waarom leren we 'willen' - 'kunnen/mogen' in dit hoofdstuk?

Slide 2 - Carte mentale

welke onregelmatige werkwoorden kennen we al?

Slide 3 - Carte mentale

waar vind je het overzicht van deze onregelmatige werkwoorden?

Slide 4 - Carte mentale

Kunnen en willen
Kunnen/mogen
Willen
Présent - tegenwoordige tijd 

Slide 5 - Diapositive

Vouloir/pouvoir + andere werkwoord
Dat tweede werkwoord is een hele werkwoord en staat direct achter de vorm van vouloir of pouvoir. Let op de volgorde:

Je veux acheter un cadeau         Ik wil een cadeau kopen

Nous pouvons aller à la plage    Wij kunnen naar het strand gaan

Slide 6 - Diapositive

Ik wil
jij wilt
Hij wil
Wij willen
jullie willen
u wilt
zij willen
... voulons
... voulez
tu veux
... veut
... veulent
je veux

Slide 7 - Question de remorquage

pouvoir betekent mogen en kunnen
A
waar
B
niet waar
C
ik weet het niet

Slide 8 - Quiz

je (kunnen)
A
peu
B
peut
C
peux

Slide 9 - Quiz

nous (willen)
A
pouvons
B
voulons
C
pouvez
D
voulez

Slide 10 - Quiz

tu (kunnen)
A
peu
B
peux
C
peut

Slide 11 - Quiz

ils (kunnen)
A
pouvent
B
peuvont
C
pouvez
D
peuvent

Slide 12 - Quiz

ik wil een ijsje eten
A
Je veux manger une glace
B
Je veut manger une glace
C
Je peux manger une glace
D
Je peut manger une glace

Slide 13 - Quiz

U mag een broek kopen
A
Vous voulez acheter un pantalon
B
Vous voulez un pantalon acheter
C
Vous pouvez acheter un pantalon
D
Vous pouvez un pantalon acheter

Slide 14 - Quiz

wij kunnen
A
nous voulons
B
vous voulez
C
nous pouvons
D
vous pouvez

Slide 15 - Quiz

on veut
A
jij wilt
B
wij willen
C
zij wil
D
jullie willen

Slide 16 - Quiz

Au travail!
exercice 31 cdef p. 125

Verbuga.nl: vouloir - pouvoir (pésent)


Slide 17 - Diapositive