1.1 woordsoorten

Nederlands woordsoorten
Nu nederlands 1.1
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands woordsoorten
Nu nederlands 1.1

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

  • Aandachtspunten periode 2 
     Instructie 1.1 en 1.2 
  • Eventueel verlengde instructie
  • Zelfstandig werken --> zie planning 
Wat gaan we doen vandaag:

Slide 3 - Diapositive

Periode 2 : 
  • 2 toetsen, voor beide minimaal 5,5 halen
  • week 5: tijdens zelfstudie hoofdstuk 2
  • week 8 (na de kerstvakantie): hoofdstuk 3 
  • Periode 3 CE lezen, luisteren, kijken.
    Zelf oefenen in periode 2 via facet. 


Belangrijk: 

Slide 4 - Diapositive

  • Je herkent en benoemt verschillende woordsoorten.
  • Je weet wat een zinsdeel is. 
  • Je benoemt verschillende zinsdelen.
Leerdoelen vandaag: 

Slide 5 - Diapositive

Weet je wat woordsoorten zijn en zo ja welke ken je? 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Een werkwoord zegt wat iemand of iets doet of overkomt (fietsen, schaken, vallen). 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

In de volle kast staan mappen.
A
in
B
volle
C
mappen
D
kast

Slide 12 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 13 - Quiz

Ik moet nog vaak aan dat ontzettend leuke uitstapje denken.

Wat is het zelfstandig werkwoord in deze zin?
A
uitstapje
B
moet
C
ontzettend
D
denken

Slide 14 - Quiz

Ik moet nog vaak aan dat ontzettend leuke uitstapje denken.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
A
uitstapje
B
moet
C
ontzettend
D
leuke

Slide 15 - Quiz

Ik moet nog vaak aan dat ontzettend leuke uitstapje denken.

Wat is een werkwoord in deze zin?
A
uitstapje
B
moet
C
denken
D
leuke

Slide 16 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het ...
A
gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
C
onderwerp
D
zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quiz

IJskoude is een bijvoeglijk naamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz