woordtrainer 13

woordtrainer 13
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

woordtrainer 13

Slide 1 - Diapositive

Wat is het goede antwoord:
Vandaag is het 12 juni.
...... is het 14 juni.
A
overmorgen
B
over 3 dagen
C
morgen

Slide 2 - Quiz

We hebben de ZOMERTIJD.
Zetten we de klok dan VOORUIT of ACHTERUIT?
A
vooruit
B
achteruit

Slide 3 - Quiz

Wanneer is het herfst?
A
van 21 maart tot 21 juni
B
van 21 december tot 21 maart
C
van 21 september tot 21 december
D
van 21 juni tot 21 september

Slide 4 - Quiz

Het is nu woensdag , ...... was het maandag

Slide 5 - Question ouverte

Vandaag is het 15 juni, .......is het 17 juni.

Slide 6 - Question ouverte

Vorig jaar was het 2023, .... jaar is het 2024

Slide 7 - Question ouverte

Wanneer is de LENTE?
A
21-12 tot 21-3
B
21-6 tot 21-9
C
21-3 tot 21-6
D
21-9 tot 21-12

Slide 8 - Quiz

Ik breng de brieven naar de mensen.
A
krantenbezorger
B
postbode

Slide 9 - Quiz

Wat doe ik als ik appels en peren van de bomen haal?

Slide 10 - Question ouverte

Hoeveel minuten zitten er in 2,5 uur?
A
175
B
150
C
100
D
160

Slide 11 - Quiz

Wat doe ik als ik de schillen van een tulpenbol afhaal?

Slide 12 - Question ouverte

Het is nu week 23, ....... week was het week 22.

Slide 13 - Question ouverte

Wat staat er niet in op je CV?
A
Hoe oud je bent.
B
Welk diploma je hebt
C
Waar je woont
D
Hoeveel je wilt verdienen.

Slide 14 - Quiz

Ik zet de flessen en pakken netjes op de plank in de supermarkt.
Wat doe ik ?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is non-verbale- communicatie?
A
"praten"met je handen en lichaam.
B
"praten " met je handen, lichaam en mond.
C
"praten"met je lichaam, handen en gezicht.
D
"praten"met je lichaam en je gezicht.

Slide 16 - Quiz

Welke persoon weet het antwoord niet?
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz

Hoe komt het dat we seizoenen hebben?
A
door de stand van de maan.
B
door de afstand van de aarde- zon
C
door de stand van de aarde-maan.
D
doordat de zon draait

Slide 18 - Quiz

Wie gaat er niet naar de dokter?
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz

Welk beroep hoort er niet bij?
A
honden uitlaten.
B
postbode
C
pizza bezorgen.
D
afwashulp

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo


Wat heb je NIET gehoord bij seizoenswerk?
A
peren en appels plukken
B
bollen pellen
C
asperges plukken
D
aardbeien plukken

Slide 22 - Quiz

Welk nadeel noemden de jongens NIET bij het seizoenswerk?
A
Het is saai.
B
Je werkt in je eentje.
C
Het is vaak erg heet of het regent juist.
D
Je moet erg hard werken.

Slide 23 - Quiz

Hoe word je betaald bij seizoenswerk?
A
Per kilo.
B
Per week.
C
Per uur.
D
Per maand

Slide 24 - Quiz

Hoeveel verdien je als postbode?
A
9.00 euro per uur.
B
7.50 euro per uur.
C
wordt niet gezegd.
D
6.50 euro per uur.

Slide 25 - Quiz

Over welk loon spreken de jongens bij een baan in de horeca?
A
minimum jeugdloon.
B
volwassenen loon
C
minimum jeugdloon met fooi.
D
volwassenenloon met fooi

Slide 26 - Quiz

Waar werk je NIET in de horeca?
A
In een restaurant.
B
In een broodjeszaak.
C
In een koffiezaak.
D
In de bibliotheek.

Slide 27 - Quiz

Waar werk je als je recreatiewerk doet?
A
Op een boerderij.
B
Op het land.
C
In een schuur.
D
Op een camping.

Slide 28 - Quiz

Hoeveel gaat de jongen verdienen, die recreatiewerk gaat doen?
A
4.50 per uur.
B
5.50 per uur
C
6,50 per uur.

Slide 29 - Quiz

Wie ben ik?
Ik breng alle brieven bij de mensen.
de ..................

Slide 30 - Question ouverte

Hier ga ik heen, als ik een baantje wil hebben.
Het ...............

Slide 31 - Question ouverte

Ik lees op internet, dat er een baan vrij is in een supermarkt.
Dat noem je :
A
een factuur
B
een advertentie
C
een vacature

Slide 32 - Quiz

Als je een baan hebt, kan je ook zeggen:
Ik ben een .........................
A
werkgever
B
werknemer
C
werkkrijger
D
werkman

Slide 33 - Quiz

Bij de wintertijd gaat de klok:
A
een uur vooruit
B
een uur achteruit

Slide 34 - Quiz

In welk seizoen is de volgende datum :
13 mei
A
winter
B
zomer
C
herfst
D
lente

Slide 35 - Quiz

Als je werkt, verdien je loon.
Wat is een andere woord voor loon?
Het ............

Slide 36 - Question ouverte

Slide 37 - Vidéo

Wat gebeurde er in deze radio uitzending?
A
De man krijgt een prijs
B
de man wordt gefeliciteerd.
C
De man wordt ontslagen
D
De man wil niet meer verder werken

Slide 38 - Quiz

Wat doet deze persoon.
De .......... ..............

Slide 39 - Question ouverte

Hoe heet het papier, waarin staat, hoeveer uur je gaat werken en hoeveel geld je gaat verdienen?
Het......

Slide 40 - Question ouverte