Persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd

Nederlands
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd

Slide 1 - Diapositive

Toets
Persoonsvorm(p.v.), onderwerp, p.v. in tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord. 

Slide 2 - Diapositive

De stam van een werkwoord
Om de stam van een werkwoord te maken, heb je de infinitief (het hele werkwoord, ook wel de meervoudsvorm) van het werkwoord nodig. 
De infinitief is hoe je het woord in een woordenboek zou opzoeken, bijvoorbeeld: lopen, fietsen, vergeten, beginnen, begrijpen, enzovoorts.
Om de stam te maken, haal je –en eraf.
Je krijgt dan soms vreemde woorden, bijvoorbeeld: lop, fiets, verget, beginn, begrijp.

Slide 3 - Diapositive

Stam of ik-vorm
De ik-vorm wordt soms ook wel de aangepaste stam genoemd.
lop > loop
fiets > fiets
verget > vergeet
beginn > begin
begrijp > begrijp

Slide 4 - Diapositive

Bepaal of de volgende woorden de stam of de ik-vorm van het werkwoord zijn. Sleep ze naar de juiste kant. 
stam
ik-vorm
reiz
dep
bakk
telefoneer
klev
pas
step
miss
lev
breek

Slide 5 - Question de remorquage

Persoonsvorm tegenwoordige tijd - de regels
Onderwerp
Regel
Voorbeeld
ik / ... jij?
ik-vorm
Ik maak mijn huiswerk. 
Maak jij je huiswerk?
jij ...
ik-vorm+t
Jij maakt je huiswerk. 
Hij / zij / het / u
ik-vorm+t
Hij maakt zijn huiswerk. 
Het maakt niet uit. 
wij / zij / jullie
infinitief
Wij maken ons huiswerk. 
Jullie maken jullie huiswerk. 

Slide 6 - Diapositive

De smurfregel
Als je het lastig vindt om de regel te onthouden, gebruik dan de smurfregel.
Vervang het werkwoord dat op een t-klank eindigt door een ander werkwoord - zoals "smurfen", dat niet op een t-klank eindigt. 
Bij het lezen van de zin zal een hoorbare t-klank op de aanwezigheid van een eind-t in de spelling wijzen. 
Word(t) eens volwassen! → Smurf eens volwassen!
 Je hoort geen t, je schrijft dus geen t; de zin wordt dan Word eens volwassen!
Word(t) je broer straks opgehaald? → Smurft je broer..., Wordt je broer...


Slide 7 - Diapositive

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in: Je (leiden) me niet zo gemakkelijk om de tuin!

Slide 8 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in: Ik (branden) van verlangen om het nieuws te horen.

Slide 9 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in: Wat (worden) jij later?

Slide 10 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in: De paarse lucht (duiden) op onweer.

Slide 11 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in: De orkaan (bewegen) zich in de richting van Hawaï, waar de Amerikaanse president op dit ogenblik (vertoeven).

Slide 12 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in: Is het goed als we je door dit doolhof (leiden)?

Slide 13 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd in: Het vuur (branden) niet goed

Slide 14 - Question ouverte

Bepaal of de volgende woorden de stam of de ik-vorm van het werkwoord zijn. Sleep ze naar de juiste kant. 
stam
ik-vorm
belov
reis
beginn
presenteer
kled
pas
zit
wiss
schrijv
fotografeer

Slide 15 - Question de remorquage

Wanneer krijg je in de tegenwoordige tijd bij een persoonsvorm alleen de ik-vorm?
A
Als je/jij achter de persoonsvorm staat
B
Als je/jij vóór de persoonsvorm staat
C
Als hij/zij/het achter de persoonsvorm staat
D
Als hij/zij/het vóór de persoonsvorm staat

Slide 16 - Quiz

Vul het werkwoord in de juiste vorm in:
Je (besteden) . . . daar écht te weinig aandacht aan.

Slide 17 - Question ouverte

Persoonsvorm verleden tijd - de regels
Onderwerp
Regel
Voorbeeld
ik / ... jij?
ik-vorm+te
ik-vorm+de
Ik maakte mijn huiswerk. 
Maakte jij je huiswerk?
jij ...
ik-vorm+te
ik-vorm+de
Jij maakte je huiswerk. 
Hij / zij / het / u
ik-vorm+te
ik-vorm+de
Hij maakte zijn huiswerk. 
Het maakte niet uit. 
wij / zij / jullie
ik-vorm+ten
ik-vorm+den
Wij maakten ons huiswerk. 
Jullie maakten jullie huiswerk. 

Slide 18 - Diapositive

Hoe weet je nou of het +de of +te is?

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

't kofschip
  • Als je de stam hebt van een woord, kijk je naar de laatste letter.
  • Als die letter in ‘t kofschip zit, krijg je + te(n) als uitgang.
  • Zit de laatste letter er niet in, krijg je +de(n) als uitgang.

      Ik (stofzuigen) gisteren mijn slaapkamer.
            stofzuigen > stofzuigen
            g is geen medeklinker in ‘t kofschip
            ik stofzuigde gisteren mijn slaapkamer.

Slide 21 - Diapositive

De hond van de buren (keffen) de hele dag.
        Keffen > keffen
        f is een medeklinker in ‘t kofschip
        De hond van de buren kefte de hele dag.
William Shakespeare (leven) van 1564 tot 1616.
        leven > leven
        v is geen medeklinker in ‘t kofschip
        William Shakespeare leefde van 1564 tot 1616.

Slide 22 - Diapositive

Onregelmatige werkwoorden
Niet alle werkwoorden van de Nederlandse taal zijn regelmatig.
Onregelmatige werkwoorden (sterke werkwoorden)
Helaas zit hier geen regel aan.
Loop - liep
Zie - zag

Slide 23 - Diapositive

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:
Jij (besteden) . . . daar écht te weinig aandacht aan.

Slide 24 - Question ouverte

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:
Hij (geven) . . . niet zo veel om zijn eindcijfer, als het maar een voldoende was.

Slide 25 - Question ouverte

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:
Hij (fietsen) . . . overal naartoe, totdat hij zijn rijbewijs haalde.

Slide 26 - Question ouverte

Ik heb het helemaal begrepen.
ja
een beetje
nee

Slide 27 - Sondage

Opdrachten maken
 Studiemeter > Starttaal Online > 3F > Taalverzorging > werkwoordspelling 
> tegenwoordige tijd
> verleden tijd

Slide 28 - Diapositive