Scheidbare werkwoorden

• NT2
• MBO
• Studiejaar 2

Zijn dit goede zinnen?

• De docent afpakt de mobiel van de leerling. 
• De leerlingen uitdoen hun jassen. 
• De leerlingen ruziemaken met elkaar.

Werkwoorden met twee delen

Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

Wat gaan we doen?

• Uitleg over werkwoorden met twee delen 
• Zinnen maken met deze werkwoorden

Wat leer je?

Na deze les:

• herken ik meer werkwoorden met twee delen;
• kan ik zinnen maken met werkwoorden met twee delen.

verleden tijd

voltooid verleden tijd

gebiedende wijs

tegenwoordige tijd

Twee werkwoorden

Staan er twee werkwoorden in de zin? Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin. 

Het scheidbare werkwoord

Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

uitlachen      =   lachen  +  uit

De jongen lacht zijn vriend uit.

Wat is het scheidbare werkwoord?

1. De jongen
2. zijn vriend
3. uit
4. uitlachen

Hij maakt het goed met hem.

Wat is het scheidbare werkwoord?

1. Hij
2. maakt
3. goedmaken
4. hem

De film loopt goed af.

Wat is het scheidbare werkwoord?

1. goed
2. de film
3. loopt
4. aflopen

Loop jij eens door!

Wat is het scheidbare werkwoord?

1. eens
2. door
3. doorlopen
4. jij

De nieuwe leerlingen doen goed mee!

Wat is het scheidbare werkwoord?

1. De nieuwe leerlingen
2. doen
3. meedoen
4. goed

Het meisje slaat de jongen terug.

Wat is het scheidbare werkwoord?

1. terugslaan
2. Het meisje
3. de jongen
4. terug

Schrijf drie andere scheidbare
werkwoorden op die je al kent.

Ik ........ een briefje voor mijn docent ..... (ophangen)

Zij ....... haar kamer vanavond ...... (opruimen)

Ik ....... mijn vriend ...... (ophalen)

Mohamed ....... de les uit het boek ...... (overschrijven)

Maak zoveel mogelijk nieuwe werkwoorden

passen

schuiven

drinken

pakken

nemen

bellen

maken

in

op

aan

af

uit

voor

Aan de slag!

• Opdracht 1: Vertaal de werkwoorden (gebruik DISK thema 7).
• Opdracht 2: Schrijf de werkwoorden in de goede vorm.
• Opdracht 3: Maak zinnen met de werkwoorden.

Je mag samenwerken met je buur. 

 

Wat leer je?

Na deze les:

• herken ik meer scheidbare werkwoorden;
• weet ik hoe ik zinnen maak met scheidbare werkwoorden.

Wat ging goed?

Wat vond je moeilijk?