Les 1 MBO Studiefonds - check je geld!
1 / 22
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 2 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 3 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 4 - Vidéo
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 5 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 6 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Uitslag geldtypetest
Ik ben een
Ik ben een
Superspaarder
Rekenmast
Geld-chaoot
Big Spender
Slide 7 - Sondage
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 8 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 9 - Vidéo
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 10 - Diapositive
Aanpassingsschulden: deze schulden ontstaan als mensen er niet in slagen om hun uitgavenpatroon aan te passen aan een gedaald inkomen. Dit is vaak het geval bij ingrijpende levensgebeurtenissen die zorgen voor een plotselinge inkomensdaling, bijvoorbeeld door werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of echtscheiding.
2. Overlevingsschulden: in deze gevallen is het inkomen te laag om alle noodzakelijke uitgaven te betalen. Deze schulden komen vooral voor bij huishoudens met een zeer gering huishoudbudget. Dergelijke schulden kunnen ontstaan wanneer de vaste lasten het maandelijkse inkomen overstijgen, bijvoorbeeld doordat de wasmachine vervangen moet worden en hier geen geld voor is. Om die wasmachine toch te kunnen aanschaffen, kiest men er bijvoorbeeld voor de machine op afbetaling te kopen, of de betaling van bepaalde vaste lasten te verzuimen. Zo ontstaan er schulden.
3. Overbestedingsschulden: dit soort schulden wordt gemaakt door huishoudens met een inkomen dat voldoende is voor de vaste lasten en huishoudelijke uitgaven, maar die bovenmatige consumeren. Het gaat dan om uitgaven die niet nodig zijn, bijvoorbeeld een nieuwe auto terwijl deze nog niet vervangen hoeft te worden.
Movisie / WAT WERKT BIJ de aanpak van armoede en schulden 53
4. Compensatieschulden: huishoudens met dergelijke schulden hebben vaak een laag inkomen. Dat inkomen is voldoende voor de noodzakelijke uitgaven, maar door onrust en ontevredenheid worden uitgaven gedaan die men zich niet kan permitteren.
Slide 11 - Diapositive
zorgverzekering 1e maand na je 18de
Slide 12 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 13 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 14 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 15 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 16 - Vidéo
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 17 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk deel van de studenten heeft moeite om rond te komen?
A
1/4 (25%)
B
2/3 (66%)
C
1/3 (33%)
D
1/2 (50%)
Slide 18 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat zijn de gemiddelde maandelijkse uitgaven van een student?
A
€1250
B
€1000
C
€500
D
€750
Slide 19 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoeveel procent van de studenten heeft een studieschuld?
A
40%
B
25%
C
60%
D
10%
Slide 20 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 21 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 22 - Vidéo
Cet élément n'a pas d'instructions
