Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Leerjaar 2 - DT6 les 3
Slide 1 - Diapositive
Inhoud
Vocabulaire
Grammatica uitleg Gr14
Aan de slag met de bouwstenen!
Slide 2 - Diapositive
Uitleg deeltaak 6
De SO: in week 5. Leer: de woorden en zinnen A en B (formatief, letterbeoordeling)
De toets in de Toetsweek -> Leer: de twee grammatica-onderdelen (Gr13+Gr14), de woorden en zinnen C+D+E. Ook een paar leesteksten en een schrijfopdracht(die lijkt op tâche en Sc18)
Slide 3 - Diapositive
Uitleg deeltaak 6
Je hoeft niet alle bouwstenen te maken.
Deze bouwstenen moet je wel gemaakt/afgetekend hebben: tâche06, Vo14, Vo15, Vo17, Gr13, Gr14, Lu11, Lu12, Sp12, Sc16, Sc18, Le23, Le25
Slide 4 - Diapositive
Vocabulaire
Slide 5 - Diapositive
Wat is de juiste vertaling van:
il faut
A
alles kan
B
je moet
C
het is fout
D
niets moet
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van:
là
A
lade
B
hier
C
daar
D
nergens
Slide 7 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van:
on se voit
A
we zien elkaar
B
we gaan er heen
C
we zijn er
D
we kunnen zien
Slide 8 - Quiz
Wat betekent: komen
Slide 9 - Question ouverte
Wat betekent: het spijt me
Slide 10 - Question ouverte
Wat betekent: het vertrek
Slide 11 - Question ouverte
Wat betekent het onderstreepte woord?
Excusez-mois, je cherche l'arrêt du bus.
A
de halte
B
het station
Slide 12 - Quiz
Wat betekent het onderstreepte woord?
Vous êtes à pied ou en voiture?
A
alleen
B
lopend
Slide 13 - Quiz
Wat betekent het onderstreepte woord?
Enstuite, tu continues la rue 500 mètres.
A
eerst
B
vervolgens
Slide 14 - Quiz
Grammatica Gr14
L'impératif = gebiedende wijs
Gr14 staat op p.100 TB
Slide 15 - Diapositive
Gr14: impératif
Voorkennis die je hiervoor nodig hebt:
- regelmatige werkwoorden op -er
(haal -er eraf; dan houd je de stam over; en plak je de juiste uitgang erachter)
- trouver > trouv > je trouve, tu trouves, il trouve, nous trouvons, vous trouvez, ils trouvent
Slide 16 - Diapositive
Gr14: impératif
Voorkennis die je hiervoor nodig hebt:
- onregelmatige werkwoorden:
prendre = nemen
faire = maken/doen
aller = gaan
partir = vertrekken
Slide 17 - Diapositive
Gr14: impératif
Wat valt je op aan de volgende zinnen?
Mange tes légumes!
Écoute-moi!
Regarde ça!
Fais tes devoirs!
Slide 18 - Diapositive
Gr14: impératif
= gebiedende wijs
- wordt gebruikt om iets op een bevelende manier te zeggen
(aansporing)
- Géén gebruik van persoonlijke voornaamwoorden
(dus geen onderwerp; zoals je/tu/il/elle/on/nous/vous/ils/elles)
- wordt geschreven met een uitroepteken aan het eind van de zin.