Grammatica zinsdelen - pv, zd, ow, wg, lv

Grammatica: Zinsontleding
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica: Zinsontleding

Slide 1 - Diapositive

Wat is het eerste zinsdeel dat je zoekt als je een zin gaat ontleden?

Slide 2 - Question ouverte

Zinsontleding
- Een zin ontleed je altijd in een vaste volgorde.

- Elke zin heeft in ieder geval twee zinsdelen, anders is het geen zin.

- Elke zin heeft een persoonsvorm nodig.

- De persoonsvorm vind je door de zin van tijd te veranderen of door het getal te veranderen.

Slide 3 - Diapositive

Op welke manier is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
A
De juf legt l het l mij l uit.
B
De juf l legt l het mij l uit.
C
De l juf l legt l het l mij l uit.
D
De juf l legt l het l mij l uit.

Slide 4 - Quiz

Op welke manier vind je het onderwerp van de zin?

Slide 5 - Question ouverte

Uit welke werkwoorden bestaat het gezegde van de zin?
A
de persoonsvorm
B
de andere werkwoorden die je bij stap 2 hebt gevonden
C
alle werkwoorden bij elkaar
D
werkwoorden? wat zijn dat?

Slide 6 - Quiz

Het lijdend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

Het lijdend voorwerp
Let op: Voordat je leert hoe je het lijdend voorwerp (lv) kunt herkennen, moet je weten dat niet elke zin een lv in zich heeft.
Het ligt aan de werkwoorden in de zin.
Dat  laat ik jullie zien met een voorbeeld.

Slide 8 - Diapositive

Waar denk je aan
bij het werkwoord
eten?

Slide 9 - Carte mentale

Het lijdend voorwerp (vervolg)
Als een zin een lijdend voorwerp heeft, moet er een werkwoord in staan dat iets doet. 
Zoals bijvoorbeeld eten. Je kunt namelijk iets eten.
Of zoals poetsen. Je kunt ook iets poetsen.
Of zoals slaan. Je kunt namelijk iets of iemand slaan.
Maar niet bij het werkwoord slapen. Je kunt niet iets slapen.

Slide 10 - Diapositive

Het lijdend voorwerp (vervolg)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp waar iets mee gebeurt.
Om het lijdend voorwerp (lv) te vinden heb je dus de werkwoorden nodig, maar ook het onderwerp van de zin.
Je vindt het lv door de vraag te stellen:
Wat (of wie) + wg + ow?
Bijv: Soms wil ik mijn irritante broertje slaan.
Vraag: Wat of wie wil ik slaan? mijn irritante broertje.

Slide 11 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin

Ik kan deze zin ontleden.
A
ik
B
kan
C
kan ontleden
D
deze zin

Slide 12 - Quiz

En nu: 
Maak de opdrachten via Magister.me die horen bij grammatica zinsdelen. (Dit zijn de eerste drie onderdelen in de studiewijzer.)

Slide 13 - Diapositive