Eine DACH-Reise

Eine DACH-Reise
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Eine DACH-Reise

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?
Wortschatz
Vorbeitung Test

Slide 2 - Diapositive

Hoofdletter,                 regel 2 = Namen!
er
wohnt
in
costa
rica.
mein
vater
heißt
hans
und
ein
schönes
sehr
land.
Hoofdletter

Slide 3 - Question de remorquage

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
stam + st
stam + e
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en

Slide 4 - Question de remorquage

die Erkältung
das Krankenhaus
die Rückenschmerzen
der Muskelkater
de verkoudheid
het ziekenhuis
de rugpijn
de spierpijn

Slide 5 - Question de remorquage

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
haben
hast
haben
habt
hat

Slide 6 - Question de remorquage

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
seid
sind
sind

Slide 7 - Question de remorquage

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 8 - Question de remorquage

Können
dürfen
mögen
wollen
kunnen
mogen
houden van
willen

Slide 9 - Question de remorquage


[Waar] befindet sich der Camping?
A
wo
B
wer
C
wie
D
woher

Slide 10 - Quiz

DACH-Länder zijn:
A
Duitsland Belgie Lichtenstein
B
Duitsland Oostenrijk Liechtenstein
C
Duitsland Oostenrijk Zwitserland
D
Duitsland Amerika Holland

Slide 11 - Quiz

Wat is geen hoofdstad van een DACH-land?
A
Berlijn
B
Wenen
C
Bern
D
Basel

Slide 12 - Quiz

(D-N) Waar staat de juiste vertaling?
in den Ferien
A
in de vereniging
B
op de camping
C
in de vakantie
D
in de tuin

Slide 13 - Quiz

Wo wohnt die Familie?
A
in einem Garten
B
auf dem Campingplatz
C
in einer Wohnung
D
in einem Haus

Slide 14 - Quiz

Zet het juiste woord op de open plek.
Auf dem Campingplatz schlafen wir im ...
A
Flughafen
B
Koffer
C
Zelt

Slide 15 - Quiz

Wie sagt man auf Deutsch:
-Ik plan een strandvakantie in Spanje.-
A
Ich plane einen Stadtrundgang in Deutschland.
B
Ich plane einen Campingurlaub in Frankreich.
C
Ich plane einen Bergurlaub in Österreich.
D
Ich plane einen Strandurlaub in Spanien.

Slide 16 - Quiz

Der Campingplatz ist ungefähr 5 Km vom Ort _____ .
A
flach
B
entfernt

Slide 17 - Quiz

Was ist die deutsche Übersetzung von "de camping"?

A
der Campingplatz
B
das Camp

Slide 18 - Quiz

Ziel
Je kunt korte fragmenten over de haven in Hamburg begrijpen
Je kent de betekenis van de woorden van de Lernliste D:N:A Sehen
Je kunt de woorden van de Lernliste N-D actief gebruiken

Slide 19 - Diapositive