Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Zorgen ervoor dat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar samenhangen.
Aan een
signaalwoord
zie je met
welk tekstverband
je te maken hebt.
- chronologisch verband
- opsommend verband
- tegenstellend verband
- toelichtend verband
- voorwaardelijk verband
- redengevend verband
- oorzakelijk verband
- concluderend verband
(en meer)
Een voorwaardelijk verband geeft aan
onder welke voorwaarden iets gebeurt.
SIGNAALWOORDEN
bij voorwaardelijk verband
- als (dan) - indien - tenzij - mits - wanneer -
onder de volgende voorwaarden
- in het geval dat - mocht ... dan -
op voorwaarde dat
VOORBEELD
voorwaardelijk verband
Als ik vandaag mijn kamer opruim,
(dan) mag ik morgen mee naar de Efteling.
Om mee te mogen naar de Efteling, moet ik mijn kamer opruimen.
Voorwaarde = kamer opruimen
Een redengevend verband geeft aan
waarom iemand iets doet of vindt.
SIGNAALWOORDEN
bij redengevend verband
- want - omdat - daarom - dus -
de reden hiervoor is - het argument is
VOORBEELD
redengevend verband
Voor het proefwerk van biologie had ik een slecht cijfer,
want ik heb er niet goed voor geleerd.
De reden van het slechte cijfer is
dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.
cookieTextcookieStatement