week 4 1MH 26-29 jan toets voorbereiding

Voorbereiding toets
Wat moet je leren?
1. section A + B + C
2. maanden, dagen, kleuren
3. jezelf voorstellen (herhaling periode 1)
4. getallen 1 t/m 20 
5. het weer (quel temps fait-il?)
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding toets
Wat moet je leren?
1. section A + B + C
2. maanden, dagen, kleuren
3. jezelf voorstellen (herhaling periode 1)
4. getallen 1 t/m 20 
5. het weer (quel temps fait-il?)

Slide 1 - Diapositive

vertaal:
qu'est-ce que tu vois?
A
wat zie je?
B
wat hoor je?
C
wat eet je?
D
wat doe je?

Slide 2 - Quiz

Qu'est-ce que tu vois?
A
il s'assoit
B
il va
C
il parle
D
il marche

Slide 3 - Quiz

qu'est-ce que tu vois?
A
une bouche
B
une tête
C
il marche
D
une poche

Slide 4 - Quiz

qu'est-ce que tu vois?
A
il cours
B
il saute
C
il marche
D
il se lève

Slide 5 - Quiz

vertaal:
quand
A
wanneer
B
omdat
C
waarom
D
wat

Slide 6 - Quiz

vertaal:
il dit...
A
hij eet
B
hij loopt
C
hij maakt
D
hij zegt

Slide 7 - Quiz

geef antwoord:
Quand une personne dit 'où est mon agenda?' je dis...
A
dans mon agenda, j'écris
B
ton agenda est là-bas
C
met ton agenda dans le sac
D
j'ai oublié mon agenda

Slide 8 - Quiz

vertaal:
j'ai oublié....
A
ik ben vergeten
B
ik ben gegeten
C
ik ben bestolen
D
ik ben gevallen

Slide 9 - Quiz

vertaal:
le mot
A
het bord
B
het woord
C
het hoofd
D
de arm

Slide 10 - Quiz

geef antwoord:
quand une personne dit 'merci', je dis.....
A
bonjour
B
au revoir
C
comment ça va
D
de rien

Slide 11 - Quiz

Geef antwoord:
les devoirs, qu'est-ce que c'est?
A
les jours de la semaine
B
le travail dans la classe de français
C
le travail à la maison
D
les mois de l'année

Slide 12 - Quiz

cherche l'intrus
welk woord hoort er niet bij?
A
lundi
B
dimanche
C
jaune
D
vendredi

Slide 13 - Quiz

cherche l'intrus
welk woord hoort er niet bij?
A
tout le monde
B
bien
C
comme ci comme ça
D
mal

Slide 14 - Quiz

cherche l'intrus
welk woord hoort er niet bij?
A
néerlandais
B
français
C
maison
D
anglais

Slide 15 - Quiz

cherche l'intrus
welk woord hoort er niet bij?
A
je m'appelle
B
je suis
C
je prends
D
il va

Slide 16 - Quiz

choisis le bon contraire
kies de juiste tegenstelling
merci:
A
au revoir
B
de rien
C
salut
D
bonjour

Slide 17 - Quiz

choisis le bon contraire
kies de juiste tegenstelling
commence:
A
finit
B
bonjour
C
dit
D
quand

Slide 18 - Quiz

choisis le bon contraire
kies de juiste tegenstelling
bien
A
comme ci comme ça
B
ça va
C
bonjour
D
mal

Slide 19 - Quiz

le premier jour de la semaine est...
A
lundi
B
mardi
C
mercredi
D
jeudi

Slide 20 - Quiz

le dernier jour de la semaine est...
A
lundi
B
mercredi
C
vendredi
D
dimanche

Slide 21 - Quiz

après jeudi c'est...
A
vendredi
B
samedi
C
dimanche
D
lundi

Slide 22 - Quiz

Avant mardi, c'est...
A
lundi
B
mercredi
C
dimanche
D
samedi

Slide 23 - Quiz

Vertaal naar het FR:
wat voor een weer is ?

Slide 24 - Question ouverte

Vertaal naar het FR:
het sneeuwt

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal naar het FR:
het is slecht weer

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal naar het FR:
er is zon

Slide 27 - Question ouverte