Het bijvoeglijk naamwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Het bijvoeglijk naamwoord

Prenez:

- une feuille

- un stylo

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

I. VORM

Schrijf op!

Het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Het past zich in het Frans aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het achter (of voor staat).

Een blauwe hond.  -  Un chien bleu. 

Een blauwe koe. - Une vache bleue. 

Twee blauwe honden. - Deux chiens bleus.

Twee blauwe koeien. - Deux vaches bleues.

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud
meervoud

Welke letters komen achter het bijvoeglijk naamwoord?

Neem deze tabel over in je schrift!

-e

-es

-s

- (geen letters)

J'ai une ____ chambre. (grand)

1. grand
2. grande
3. grands
4. grandes

Ils ont des chats ____ . (actif)

1. actif
2. active
3. actifs
4. actives

Uitzonderingen!

Neem de tabel van je docent over in je schrift!

C'est un ___ lapin.

1. beau
2. beaux
3. belle
4. belles

Les maisons (v) sont ____.

1. nouveau
2. nouveaux
3. nouvelle
4. nouvelles

Les garçons sont ________ (amoureux)

1. amoureux
2. amoureuxs
3. amoureuse
4. amoureuses

II. PLAATS

Schrijf op!

In het Frans, staan de meeste bijvoeglijke naamwoorden achter het zelfstandig naamwoord.

--> Un chat noir. / Une fille adorable. / Des vaches blanches.

Neem over in je schrift!

Uitzonderingen!

Sommige bijvoeglijke naamwoord staan vóór het zelfstandig naamwoord. Die moet je onthouden.

--> Staat het bijvoeglijk naamwoord dus in dit rijtje? Zet hem dan vóór het zelfstandig naamwoord!

Neem de tabel van de docent over in je schrift!

VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

Le ____ livre _____ (nouveau)

1. VOOR
2. NA

beau	haut	jeune	grand
bon	long	vieux	mauvais
joli	petit	gros	nouveau

+ premier

+ dernier

+ méchant

VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

La _____ chantause ______ (vieille)

1. VOOR
2. NA

beau	haut	jeune	grand
bon	long	vieux	mauvais
joli	petit	gros	nouveau

+ premier

+ dernier

+ méchant

VOOR of NA het zelfstandig naamwoord?

Les ______ enfants ______ (canadiens)

1. VOOR
2. NA

beau	haut	jeune	grand
bon	long	vieux	mauvais
joli	petit	gros	nouveau

+ premier

+ dernier

+ méchant

"Canadien(s)" staat niet in dit lijstje, dus NA!

C'est ...

1. un fort professeur
2. un professeur fort

C'est ...

1. un rouge crayon
2. un crayon rouge

C'est ...

1. un facile jeu
2. un jeu facile

C'est ...

1. une nouvelle armoire
2. une armoire nouvelle

C'est ...

1. une vieille chambre
2. une chambre vieille

C'est ...

1. une géniale fille
2. une fille géniale

C'est ...

1. un grand cahier
2. un cahier grand

C'est ...

1. une verte chaise
2. une chaise verte

C'est ...

1. un content élève
2. un élève content

C'est ...

1. un petit cahier
2. un cahier petit

sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vak

mannelijk

vrouwelijk

anglais

anglaise

bon

bonne

vieux

vieille

beau

belle

Schuif de woorden in de juiste volgorde

   

  GRAMMAIRE    Het bijvoeglijk naamwoord

J'habite dans une ............................ maison.

Ma chambre est très  .................... .

Sammie a les cheveux .................... et courts.

Ma mère est ........................... .

Mon animal ........................... c'est Sammie.

Nous avons aussi un .................... jardin.

Kies het correcte bijvoeglijke naamwoord. Let op bij de onregelmatige vormen.

belles

belle

vieux

beau

vieille

vieilles

brun

bruns

brune

hollandaise

hollandais

hollandaises

préférée

préféré

préférés

grande

grands

grand