T13 Transport en afweer

T12 Transport en afweer
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

T12 Transport en afweer

Slide 1 - Diapositive

In rode bloedcellen zit hemoglobine.
Waar zorgt deze stof voor?
A
Het vervoeren van voedingsstoffen.
B
Een ronde vorm geven aan de cellen.
C
De rode kleur geven aan de cellen.

Slide 2 - Quiz

Welk bestanddeel van het bloed bestrijdt ziekteverwekkers?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 3 - Quiz

Welk bestanddeel van het bloed zorgt ervoor dat bloed kan stollen?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 4 - Quiz

Is deel P een bloedplaatje?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Is deel Q een rode bloedcel?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz


Hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 7 - Quiz


Hiernaast zie je een bloedvat. 
Bekijk deze goed. 
Wat voor type bloedvat is dit?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat

Slide 8 - Quiz

Welk type bloedvat ligt vaak dieper in je lichaam?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvaten

Slide 9 - Quiz

Welk type bloedvat heeft dikkere wanden?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten

Slide 10 - Quiz

ader
slagader
haarvat
bloed stroomt weg van het hart
bloed stroomt naar het hart
bloed stroomt in de organen

Slide 11 - Question de remorquage

Door welk type bloedvat kunnen zuurstof en voedingstoffen worden uitgewisseld met de organen?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten

Slide 12 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. Met welk bloedvat wordt de longslagader aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welk nummer wordt de aorta aangegeven?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 14 - Quiz


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welk nummer wordt de rechterkamer aangegeven?
A
1
B
3
C
4
D
5

Slide 15 - Quiz

Welk bloedvat is nummer 9
A
Nierader
B
Nierslagader
C
leverader
D
leverslagader

Slide 16 - Quiz

Welk bloedvat is nummer 15
A
poortader
B
nierslagader
C
leverader
D
leverslagader

Slide 17 - Quiz

Welk bloedvat is nummer 3
A
Aorta
B
Longslagader
C
Longader
D
Holle ader

Slide 18 - Quiz

Het kan gebeuren dat een ziekteverwekker in je lichaam komt. Hoe noemen we dit?
A
Ziekte
B
Infectie
C
Beschadiging
D
Pus

Slide 19 - Quiz

Witte bloedcellen zijn druk bezig om jou te beschermen tegen ziekteverwekkers. Hoe noemen we dit proces?
A
Gezondheid
B
Antistofregeling
C
Afweersysteem

Slide 20 - Quiz

Iemand krijgt een prik tegen het coronavirus. Hoe noemen we dit?
A
Natuurlijke immuniteit
B
Kunstmatige immuniteit

Slide 21 - Quiz

Wat is de functie van rode bloedcellen?
A
Rode bloedcellen hebben geen functie
B
Zuurstof vervoeren
C
Zuurstof en koolstofdioxide vervoeren
D
Koolstofdioxide vervoeren

Slide 22 - Quiz


Wat is de functie van witte bloedcellen?
A
Ziekteverwekkers onschadelijk maken
B
Zuurstof vervoeren
C
Koolstofdioxide afvoeren
D
Zuurstof opnemen

Slide 23 - Quiz


A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 24 - Quiz

In welke volgorde stroomt het bloed vanaf het hart?
A
Slagader - haarvaten- ader
B
haarvaten - ader - slagader
C
Ader - haarvaten - slagader
D
Slagader - ader - haarvaten

Slide 25 - Quiz

Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 26 - Quiz

Bloedvat
Rode bloedcel
Weefselvloeistof
Bloedplasma

Slide 27 - Question de remorquage

bloedplasma
witte bloedcellen
rode bloedcellen

Slide 28 - Question de remorquage

Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes

Slide 29 - Question de remorquage

Wat doen de bloedplaatjes
A
Helpen bij de bloedstolling
B
Zorgen ervoor dat je bloed zuurstof kan vervoeren
C
Vervoeren bepaalde vetten
D
Bloedplaatjes zijn onnodig

Slide 30 - Quiz

De rode bloedcel is verantwoordelijk voor transport. Wat transporteert de rode bloedcel?
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Stikstof
D
Zuurstof

Slide 31 - Quiz

Wat is de functie van de witte bloedcellen?
A
Vervoert zuurstof
B
Functie bij de afweer
C
Helpt bij bloedstolling

Slide 32 - Quiz

Welke twee bestanddelen van bloed heb je nodig om bloed te laten stollen?
A
Witte bloedcellen en hemoglobine
B
Rode bloedcellen en fibrinogeen
C
Bloedplaatjes en fibrinogeen
D
Bloedplasma en hemoglobine

Slide 33 - Quiz

Wat is weefselvloeistof?
A
Vloeistof in de bloedvaten
B
Vloeistof tussen de cellen in de weefsels
C
Vloeistof in de darmen
D
Vloeistof in het verteringsstelsel

Slide 34 - Quiz

Wat zit er weefselvloeistof?
A
O2 & voedingsstoffen
B
O2, voedingsstoffen & CO2
C
O2, voedingsstoffen, afvalstoffen & CO2
D
O2, voedingsstoffen & afvalstoffen

Slide 35 - Quiz

Wat is lymfe?

A
Lymfe is hetzelfde als weefselvloeistof.
B
Vloeistof die uit de lymfevaten de weefsels in gaat.
C
Weefselvloeistof met rode bloedcellen.
D
Weefselvloeistof die in de lymfevaten is gestroomd.

Slide 36 - Quiz

Wat kan er NIET in lymfe zitten?
A
Antistoffen
B
afvalstoffen
C
Rode bloedcellen
D
Koolstofdioxide

Slide 37 - Quiz

In welke richting stroomt de lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?

A
De lymfe stroomt in de richting van pijl P
B
De lymfe stroomt in de richting van pijl Q
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden

Slide 38 - Quiz

Wat is het verschil tussen antistoffen en antigenen?
A
Antistoffen zitten op cellen en antigenen herkennen die
B
Antigenen zitten op cellen en antistoffen herkennen die
C
Er is geen verschil: is hetzelfde maar een andere naam

Slide 39 - Quiz

De letter P in de afbeelding geeft een bloeddeeltje aan.


Hoe heet zo’n bloeddeeltje?
A
Bloedplaatje
B
Rode bloedcel
C
Witte bloedcel

Slide 40 - Quiz

Yasmina heeft een wondje in haar mond. Via dit wondje zijn bacteriën in haar bloed terechtgekomen. Deze bacteriën veroorzaken een infectie in de linkerhartklep van Yasmina. Zo’n infectie wordt endocarditis genoemd. In afbeelding 2 is de bloedsomloop schematisch weergegeven.

In het schema zie je de weg die de bacteriën hebben afgelegd vanuit de mond van Yasmina naar haar linkerhartklep. Drie bloedvaten zijn met nummers aangegeven.
Geef aan welke bloedvaten bij de nummers 1, 2 en 3 horen te staan. (2p)


halsader → … (1) … → hart → … (2) … → … (3) … → linkerhartklep
holle ader
longader
longslagader

Slide 41 - Question de remorquage

Omdat de infectie niet overgaat, krijgt Yasmina een infuus met antibiotica. De naald van het infuus wordt in haar linkerarmader geprikt.

De linkerarmader heeft een dikke, gespierde wand.



A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

Omdat de infectie niet overgaat, krijgt Yasmina een infuus met antibiotica. De naald van het infuus wordt in haar linkerarmader geprikt.

De linkerarmader heeft kleppen.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quiz

Op welke plaats worden antistoffen gemaakt?
A
weefselvloeistof
B
Lymfeknopen
C
Lymfevaten
D
Borstbuis

Slide 44 - Quiz

Een lymfevat lijkt het meest op een ........ omdat deze ook ........ heeft.
A
Slagader; een dikke wand
B
ader; kleppen
C
haarvat; een hoge bloeddruk

Slide 45 - Quiz

Johan zegt dat weefselvloeistof via de lymfevaten weer terug komt in het bloed.
Maria zegt dat weefselvloeistof via de haarvaten weer terug komt in het
bloed.

Wie heeft of wie hebben gelijk?
A
Johan heeft gelijk
B
Maria heeft gelijk
C
Johan en Maria hebben gelijk
D
Geen van beiden heeft gelijk

Slide 46 - Quiz

Wat hebben een lymfevat en aders gemeen?
A
ze zijn even dik
B
Hebben allebei kleppen

Slide 47 - Quiz

Wat is de functie van weefselvloeistof?
A
Zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen brengen.
B
Koolstofdioxide en andere afvalstoffen van de cellen afvoeren.
C
Zowel antwoord A als B is juist.

Slide 48 - Quiz

Welke ader is hier de Aorta
A
Bloedvat R en S
B
Bloedvat P en Q

Slide 49 - Quiz

Hoe heet het stollingseiwit dat opgelost zit in het bloedplasma?
A
fibrine
B
fibrinogeen
C
fibrinedraad
D
fibrose

Slide 50 - Quiz

Sleep de juiste namen naar hun plek.
Let op er blijven antwoorden over.
1
2
3
4
5
6
Bloedplasma
Weefselvloeistof
Wittebloedcel
bloedvat
Lymfevat
rode bloedcel
Lymfe
bloedplaatje

Slide 51 - Question de remorquage

Aorta
Longader
Holle ader
Longslagader

Slide 52 - Question de remorquage

dikke spierwand
rechter kamer
bovenste
holle
ader
long
ader
long
slagader
linker
kamer

Slide 53 - Question de remorquage

Wat is de route van de kleine bloedsomloop?
Rechterkamer
Longen
Longslagader
Longader
Linkerboezem

Slide 54 - Question de remorquage