H5 en H6 Woordenschat

Vandaag:

Spreekwoorden,
uitdrukkingen en 
vaste combinaties
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

Vandaag:

Spreekwoorden,
uitdrukkingen en 
vaste combinaties

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

 Spreekwoorden 

Een spreekwoord is onveranderlijk
Je gebruikt dus altijd
dezelfde woorden in dezelfde volgorde

Een spreekwoord is bovendien altijd
een mededeling, geen vraag.

Slide 3 - Diapositive

 Spreekwoorden 

Het werkwoord (de persoonsvorm) staat
in de tegenwoordige tijd
(als er een persoonsvorm aanwezig is).

Meestal is een spreekwoord een
algemene levenswijsheid


Slide 4 - Diapositive

Welk spreekwoord is er afgebeeld op de volgende foto's?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Uitdrukking 
Het is een overkoepelend begrip voor alle
vaste verbindingen met een figuurlijke betekenis.

Je kan een uitdrukking
veranderen van woordvolgorde.

Slide 9 - Diapositive

Gezegde
Vaste reeks woorden met een vaste betekenis.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Collocaties
Vaste combinaties van woorden
ZN met vast WW: 'een besluit nemen'
Uitdrukkingen met WW: 'de boventoon voeren'
Uitdrukkingen zonder WW: 'een doorn in het oog'
Uitdrukkingen met woordpaar: 'pais en vree'
Uitdrukkingen met woordpaar én vast WW:
   'kant noch wal raken'

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Hij valt met zijn neus in de boter.
A
Hij denkt niet goed over de dingen na.
B
Hij heeft geluk.
C
Hij krijgt toestemming om zijn plan uit te voeren.
D
Met wat hulp gaat alles gemakkelijker.

Slide 14 - Quiz

Spreken is zilver, zwijgen is goud.
A
Dat ligt voor de hand; dat behoeft geen toelichting.
B
Het is soms goed om ergens niet over te praten.
C
Ik trek me niets van je aan.
D
Wie opvalt of aanzien heeft, krijgt gemakkelijk kritiek.

Slide 15 - Quiz

Vele handen maken licht werk.
A
Hij denkt niet goed over de dingen na.
B
Hij heeft geluk.
C
Hij krijgt toestemming om zijn plan uit te voeren.
D
Met wat hulp gaat alles gemakkelijker.

Slide 16 - Quiz

Hoge bomen vangen veel wind.
A
Dat ligt voor de hand; dat behoeft geen toelichting.
B
Het is soms goed om ergens niet over te praten.
C
Ik trek me niets van je aan.
D
Wie opvalt of aanzien heeft, krijgt gemakkelijk kritiek.

Slide 17 - Quiz

Zijn voorstel krijgt groen licht.
A
Hij denkt niet goed over de dingen na.
B
Hij heeft geluk.
C
Hij krijgt toestemming om zijn plan uit te voeren.
D
Met wat hulp gaat alles gemakkelijker.

Slide 18 - Quiz

Je kunt me de boom in.
A
Dat ligt voor de hand; dat behoeft geen toelichting.
B
Het is soms goed om ergens niet over te praten.
C
Ik trek me niets van je aan.
D
Wie opvalt of aanzien heeft, krijgt gemakkelijk kritiek.

Slide 19 - Quiz

Hij kijkt niet verder dan
zijn neus lang is.
A
Hij denkt niet goed over de dingen na.
B
Hij heeft geluk.
C
Hij krijgt toestemming om zijn plan uit te voeren.
D
Met wat hulp gaat alles gemakkelijker.

Slide 20 - Quiz

Dat spreekt voor zich.
A
Dat ligt voor de hand; dat behoeft geen toelichting.
B
Het is soms goed om ergens niet over te praten.
C
Ik trek me niets van je aan.
D
Wie opvalt of aanzien heeft, krijgt gemakkelijk kritiek.

Slide 21 - Quiz

Aan de slag:
H5 (pag. 161) - opdracht 5
H6 (pag. 194) - opdracht 1-3

Slide 22 - Diapositive