Spelling les 1

Welkom!
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Lesplanning 
- Uitleg spelling, onderdeel afkortingen, symbolen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen
- Samen bespreken


Lesdoel:
- Je leert de verschillende manieren om een woord of woordgroep korter te schrijven

Slide 3 - Diapositive

Wat is de betekenis van:
drs.

Slide 4 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
NAVO

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
wc

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
ca.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
CAO

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
i.v.m.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
SER

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
par.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
ANWB

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de betekenis van:
btw

Slide 13 - Question ouverte

Verschillende manieren om een woord of woordgroep korter te schrijven:
1. afkorting
2. symbool
3. letterwoord
4. verkorting

Slide 14 - Diapositive

Afkortingen
- Een weergave van een woord(groep) door een beperkt aantal (begin)letters. Je spreekt ze uit als het oorsprongelijke woord.
dr. = doctor
m.a.w. = met andere woorden
- Een afkorting schrijf je met 1 of meer punten. Gebruik een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord komt.
blz. = bladzijde
Z.K.H. = Zijne Koninklijke Hoogheid


Slide 15 - Diapositive

Symbolen
- Een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Als je een symbool leest, spreek je het hele woord uit waar het voor staat. 
Mg = magnesium
km/h = kilometer per uur
V = Volt
- Schrijf een symbool zonder punt

Slide 16 - Diapositive

Letterwoord (acroniem) en initiaalwoord
- Bestaan uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt de korte vorm uit, niet de gehele naam of woordgroep waar het voor staat. 
havo = [haavoo], niet: [ha-aa-ve-oo]
VUT = [vut] (vervroegde uittreding)

- Initiaalwoord spreek je uit als een stel losse letters.
pc, NS, pk
- Zonder punten

Slide 17 - Diapositive

Verkortingen
- Opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen.
horeca = (hotels, restaurants, cafés)
airco = (airconditioning)
- Je schrijft verkortingen alsof het gewone woorden zijn. Als het om een eigennaam gaat schrijf je een hoofdletter. 

Slide 18 - Diapositive

Oefenen
Maak de opdracht in Nieuw Nederlands

Slide 19 - Diapositive