1.3 Je inkomsten en uitgaven (2 lessen)

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 1.3
1) Je kunt uit een begroting conclusies trekken.
2) Je kunt drie soorten inkomens onderscheiden.
3) Je kunt de gezinsuitgaven in drie groepen indelen. 
4) Je kunt bedragen omrekenen van maand naar week en omgekeerd.
5) Je kunt een reservering berekenen.

Slide 2 - Diapositive

1.2 Hoe word jij beïnvloed?
Productbeleid

  • A-merk 
  • Algemeen bekend, heeft een goede naam en straalt kwaliteit uit
  • B-merk
  • Minder bekend merk en goedkoper. De kwaliteit hoeft niet minder te zijn dan van een A-merk.
  • Huismerk
  • Zitten tussen de A- en B-merken en zijn alleen bij bepaalde winkelketens te koop.
Blz 16
9

Slide 3 - Diapositive

1.3 Je inkomsten en uitgaven (deel 1)
  • Nibud
  • Budgetteren
  • Het op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven

Slide 4 - Diapositive

Begroting
Om zicht te krijgen in je mogelijkheden om je geld te besteden, maak je een begroting.

 

Slide 5 - Diapositive

Soorten inkomens

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Soorten uitgaven

Slide 8 - Diapositive

Maken opgave 4 blz. 19
Klaar? Ga verder met 5 t/m 7
timer
7:00

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Afmaken opgave 4 t/m 7
Klaar? Ga verder met Rekenen blz. 32: 6 t/m 10



Alles wat je niet afkrijgt is huiswerk

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Soorten inkomens

Slide 13 - Diapositive

Soorten uitgaven

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo

Zakgeld per week of maand?

Slide 17 - Diapositive

1.3 Je inkomsten en uitgaven (deel 2)

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld:
Jacko krijgt €15 zakgeld per week. Hoeveel krijgt hij per maand?

Slide 19 - Diapositive

Maken opgave 9 blz. 21
Klaar? Maken opgave 8 en 10
timer
8:00

Slide 20 - Diapositive

1.3 Je inkomsten en uitgaven (deel 2)
Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren
  • Geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen

Slide 21 - Diapositive

Reserveren
Reservering per maand                        = Bedrag dat je nodig hebt
                                                                                      aantal maanden

Voorbeeld:
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.
Hoeveel moet ze per maand reserveren?
€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reververen.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Afmaken opgave 8 + 10
Klaar? Ga verder met 11 + Rekenen blz. 33 15 t/m 17




Slide 24 - Diapositive