Tweede les 4/02/21 formuleren en grammatica zinsdelen

De tweede les 
  • 10 minuutjes lezen in je boek (boek 3)
  • Lesdoel: herhaling van formuleren h1 en grammatica zinsdelen h1 + h2 + WG en NG
  • Oefentoets ww-spelling. Klaar? Maak de korte diagnostische toets over werkwoordspelling.
  • Week van 15 feb TOETSWEEK  
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

De tweede les 
  • 10 minuutjes lezen in je boek (boek 3)
  • Lesdoel: herhaling van formuleren h1 en grammatica zinsdelen h1 + h2 + WG en NG
  • Oefentoets ww-spelling. Klaar? Maak de korte diagnostische toets over werkwoordspelling.
  • Week van 15 feb TOETSWEEK  

Slide 1 - Diapositive

Stof voor de toetsweek
Hoofdstuk 3
Lezen, Schrijven, Woordenschat, Grammatica-Woordsoorten, Formuleren, Spelling,
Spelling-Werkwoorden
De brug
Lezen, Grammatica-Zinsdelen, Grammatica-Woordsoorten, Spelling-Werkwoorden
Hoofdstuk 1
Lezen, Schrijven, Woordenschat, Grammatica-Woordsoorten, Formuleren, Spelling,
Spelling-Werkwoorden
Hoofdstuk 2
Lezen, Schrijven, Woordenschat, Grammatica-Zin

Slide 2 - Diapositive

Hoe zorg je ervoor dat je aantrekkelijk formuleert? (h1 blz. 32 § Formuleren)
A
Gebruik synoniemen en verwijswoorden. Varieer in je formuleringen.
B
Gebruik zo veel mogelijk dezelfde woorden, wees consistent
C
Maak heel lange zinnen
D
Gebruik zo veel mogelijk dezelfde formuleringen

Slide 3 - Quiz

Een synoniem is:
A
Een chique woord
B
Een woord met een dubbele betekenis
C
Een ander woord met ongeveer dezelfde betekenis
D
Een ander woord voor een moeilijk woord

Slide 4 - Quiz

Welk gezegde?

Ik word ongeduldig.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quiz

Volgend jaar worden alle leerlingen door elkaar gewisseld.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

Een zin met een naamwoordelijk
gezegde bevat nooit een lijdend voorwerp!


A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Moeite met het herkennen van een wg en een ng? Bekijk dan  dit filmpje

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Wat weet je over verplicht wederkerende werkwoorden?
(Grammatica zinsdelen blz. 28)

Slide 10 - Carte mentale

Bij zowel een verplicht wederkerend werkwoord als bij een toevallig wederkerend werkwoord hoort het wederkerend voornaamwoord (me,je,zich) ALTIJD bij het gezegde.
JUIST/ONJUIST
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen een verplicht en een toevallig wederkerend werkwoord?

Slide 12 - Question ouverte

Zich scheren is een
A
Toevallig wederkerend werkwoord
B
Verplicht wederkerend werkwoord

Slide 13 - Quiz

Is het zinsdeel tussen haakjes
een voorzetselvoorwerp?

Waarom zou je [aan jezelf] twijfelen?
A
Nee
B
Ja

Slide 14 - Quiz

Wij voetbalden vroeger altijd (op straat).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

Maken + Huiswerk 
  • Grammatica zinsdelen h1+2+3: alle opdrachten van jouw leerroute afmaken (ook de extra opdrachten).
  • Maak de diagnostische toets ww-spelling af.
  • Neem de stof van de toetsweek zelfstandig door en besteed extra aandacht aan de onderdelen die je moeilijk vindt.

Slide 16 - Diapositive